Categorieën
Uncategorized

LIJSTJE

‘Siem, vind je dat ik getikt ben?’

‘Sorry Syl, wat bedoel je?’

‘Je hoort me wel, of jij vindt dat ik getikt ben?

‘Rare vraag.’

Sylvia kijkt mij met ogen zo groot als schoteltjes aan.  Die Syl, met haar dromerige oogopslag:  als ze naar je luistert of in gepeins verzonken lijkt, valt  haar mond een beetje open . Papieren slingeren door haar hele huis. Kranten, tijdschriften, boeken en uitgescheurde artikelen. Ze wil van alles bewaren, van recepten tot tips voor een dagje Deventer tot tips voor timemanagement. E-mails beantwoordt ze zelden. Ik ben gewoon niet van het mailen, zegt ze dan. Tijdens onze gesprekken springt ze van de hak op de tak. Syl draagt geen horloge en komt dus altijd en overal te laat, alleen als ze een vliegtuig moet halen, dan is ze op tijd.

‘Geef nou maar gewoon antwoord Siem.’

‘Oké, omdat je zo aandringt. Syl, ik vind je lekker maf, maar om nou te zeggen getikt, dat gaat me te ver. Inderdaad wanneer we samen op stap gaan, rollen we steevast in een avontuur. Je spreekt Jan en alleman aan, je loopt zingend over straat en je denkt hardop. Dat laatste vind ik vermoeiend’.

 ‘Oh, vind je dat? Hoe komt het dat je dat niet eerder hebt verteld? Enne, dat staat volgens mij los van mijn vraag of je vindt dat ik getikt ben’.

‘Sylvia, hoe kom je er dan bij, dat je getikt bent’?

‘Mijn nieuwe schoonmaakdame zei met zo’n zuinig  lachje om haar mond ‘je bent wel van de lijstjes hè?’ Die ziet ze natuurlijk door het hele huis hangen, op iedere deur hangt wel wat.

 ‘Syl, ik ken die lijstjes toch van jou. Je brengt me vaak op ideeën. Zoals je wasoverzicht en dat lijstje in de keuken met de titel afsluiten. Sterker nog, ik zal je bekennen Syl dat ik dat lijstje van je heb overgenomen.  Echt praktisch, even spieken op het lijstje: zijn alle ramen dicht, kaarsjes uit, gas uit, deuren op slot, hebben de katten te eten en staat de vaatwasmachine aan.

Welke lijstjes heeft jouw poetsvrouw nog meer gezien Syl ?’

‘Op het bureau ligt altijd mijn lijstje voor de dag’.

‘Ja, die heb ik ook. De buurvrouw zag op mijn lijstje zwemmen staan. ‘Zoiets vergeet je toch niet?’, zei ze. ‘Dat vind ik dan lastig uit te leggen, vooral aan de buurvrouw die zelf nooit iets vergeet en zonder enig lijstje door het leven schijnt te gaan.  Zojuist heb ik in mijn telefoon een verjaardagslijstje aangemaakt met al mijn wensen. Het duurt nog vier maanden eer ik jarig ben. Gelukkig kan de buurvrouw die niet zien, haha.’

 ‘Simone, naast mijn daglijstje ligt de weekplanner. Dan hangen onderaan de desktop vier memo’s, waaronder een sportoverzicht en de acties die ik sowieso op een vrije dag wil ondernemen.’

 ‘Zoals?’, dring ik aan.

‘Iedere dag wil ik lezen, mailtjes wegwerken, iets aan administratie doen, huishouden of boodschappen, sport, telefoontjes. Lijstjes zijn mijn houvast. Houvast heb ik blijkbaar nodig. Weet je, ik begin aan mezelf te twijfelen als iemand zegt ‘je bent wel van de lijstjes hè?’

Is dat niet wat overdreven, denk ik, maar ik spreek die gedachte niet uit. Het ligt te gevoelig dit.

 ‘Oh Syl, ik krijg ook ordening in m’n kop bij een duidelijke verdeling van alle klussen. Ik heb het idee dat ik met al m’n lijstjes minder uitstelgedrag vertoon.  Voor het eerst van mijn leven heb ik vlak voordat we met vakantie gingen een vakantievoorbereidingslijst gemaakt. Op die lijst schrijf ik dat al mijn rekeningen betaald moeten zijn, wanneer ik kan inchecken, dat ik afgemeten zakjes kattenvoer klaar leg voor de buurvrouw, dat ik de klok stil moet zetten en wat ik allemaal moet afsluiten.

 ‘Die heb ik ook Simone, al jaren’.

‘Natuurlijk heb ik ook een lijstje ik-ga-op-vakantie-en-neem-mee.’

‘Ja, duh, die heeft iedereen.’

‘Voor onze schoonmaakmevrouw maak ik ook een lijstje voor tijdens onze vakantie.’

‘Ja, ik ook. Siem, ik heb ook een algehele actielijst met daarin  per categorie  een verdeling, alles keurig onderstreept. Klussen aan het huis, klussen voor mijn werk, administratieklusjes. Weet je wat er al jaren op staat? Dat ik mijn beeldscherm van de desktop eens moet opschonen. Wat een klereklus, daar heb ik geen geduld voor hoor.’

 ‘Syl, zo’n actielijst heb ik ook.’ Wat wij ook hebben en ik ben benieuwd of jij die hebt: een tuinlijst voor het hele jaar rond, en een schoonmaakplanning voor het hele jaar, een checklijst voor op m’n werk, een financieel overzicht, een algehele boodschappenlijst met prijzen en een  uitgetypt medicatieoverzicht voor manlief.’

‘Zo, dat zijn er  wel een heleboel.’ Zal ik  ondertussen  wat grappigs vertellen’? Ik heb een verhaal gelezen met de titel ‘Het lijstje’. Het is geschreven door Elvin Post, een frisse, blonde gozer. Alleen al vanwege de titel wilde ik dit verhaal lezen. Op het to-dolijstje in dat verhaal staat onder andere: naar de kapper, biljarten en Mark Rutte vermoorden. Dan ben je pas ècht niet goed bij je hoofd.

 Syl, ik denk nog steeds niet dat je getikt bent hoor. Misschien ga je dat wel van mij denken als ik jou vertel over het gekste lijstje dat ik heb’.

 ‘Wat is dat dan? Wat is dat dan?’

 Ze kijkt me gretig aan.

‘Daar komt ie, ik heb een garderobecombinatielijst.’

Een wat?’

‘Een garderobecombinatielijst. Nu draag ik een witte broek en op die lijst heb ik alle truitjes genoteerd die daar goed bij staan. En dan staat er achter of die combinatie is bedoeld voor 20 graden en of 12 graden.’

 ‘Meen je niet?’

‘Ja heus, ik kan niet zonder mijn garderobecombinatielijst.  Bij bepaalde jurken noteer ik ook welke laarzen of sneakers erbij matchen.’

 ‘Wat een idee, mag ik jouw lijstje een keertje zien?’

‘Alleen jij mag ‘m inkijken, maar alleen als je me belooft het aan niemand te vertellen?’

Dus eigenlijk ben jij  ook hartstikke getikt met al je lijstjes. Wat zijn wij voor een duo?’

Onwillekeurig moet ik zuchten. ‘Sylvia, over duo’s gesproken,  mijn ex uit Amsterdam zei ‘je doet me denken aan het komisch duo Van Kooten en de Bie. Die stonden een keer bij de zee en een van hen was de golven aan het opmeten, waarop de ander vroeg ‘waarom doe je dat’? Het antwoord luidde: ‘iemand moet het doen’.

Categorieën
Uncategorized

TOEKOMST

Na het diner, schalen pad thai, slenter ik met een stoet collega’s door Hongkong. Op het plein schalt uit de luidspreker kerstmuziek. Een collega blèrt mee met het kerstnummer van Slade:’the future just begohohohon’. ‘Dit nummer zong ik 30 jaar geleden ook al. Er is weinig toekomst meer over’, mijmert hij.

‘Kom op zeg, je bent net 49 jaar’. Ik zeg nog net niet het gratuite ‘de wereld ligt aan je voeten’.

Het is elf uur ’s avonds, het plein wordt overvloedig verlicht door felle lantaarns die me doen denken aan de hockeyvelden voor de wedstrijden in de avond. Het is te veel van het goede, zoals zoveel in China. Het vierkante plein is een en al beton. De zitplekken, het standbeeld en de fontein zijn allemaal van beton. Op de rand van de fontein zitten een paar Chinezen. Het plein wordt omzoomd door ielige boompjes. Het zijn voor mij onbekende boompjes, die hebben we in Nederland niet. Het uitzicht vanuit dit plein wordt gedomineerd door wolkenkrabbers. Wolkenkrabbers, een mooi woord voor lelijke gevallen.

Aan weerszijden van het plein staan tafeltjes waar gretig wordt gegeten. Zo te zien, zijn het geen restaurantjes. De Chinezen schuiven zeker aan bij familie en vrienden. De vrouwen staan rond de Hot Pot. Ik ruik niks, daarvoor is het net te ver weg. Het Chinese gekeuvel dringt wel tot me door. Gezelligheid in Nederland klinkt een stuk rumoeriger.

We steken het plein over. We horen Michael Jackson van lang geleden zingen ‘I saw Mommy kissing Santa Claus’. Dezelfde collega doet een vergeefse poging om mee te zingen. Zo hoog, dat redt ie net niet.

Op de rand van de fontein zit een klein Chinees jongetje, helemaal ineengedoken. Hij draagt een kort wit joggingbroekje dat maar net z’n billen bedekt. Het wit is niet wit meer, het is zwart besmeurd. Zijn magere armpjes steken uit een verwassen zwart-wit gestreept hemdje. Zijn hoofd zit tussen zijn armpjes geklemd. Hij zit onbeweeglijk. Ik stap op hem af en ik vraag al fluisterend in het Engels hoe het met hem gaat. Hij begint te huilen zonder tranen. In het Engels zegt hij ‘ik ben moe en ik wil slapen’.

Waar zijn zijn ouders, gaat door m’n kop. Je laat je kind toch niet op dit tijdstip alleen buiten? Het kind is amper vier jaar oud. Duizend gedachten komen bij mij omhoog. Wat moet er van een kind worden als zijn ouders niet naar hem omkijken? Voor de rest van zijn leven wordt zo’n joch geremd. Hoe kan hij leren? Vertrouwen hebben in de mens? Het raakt me in hoofdletters. Mijn moeder had moeite om zichzelf staande te houden in het leven. Het lukte haar niet om mijn zusje en mij groot te brengen. Onze vader verdween uit ons leven toen ik zeven jaar oud was. Op jonge leeftijd zorgde ik voor mezelf. Niemand anders deed het.

‘Waar is je vader of moeder’? Hij wijst naar een hoek van het plein. Ik neem een diepe teug adem en ik besluit eropaf te gaan. Op dat moment komen er twee Chinese kindertjes naar ons toegelopen. Ze zeggen dat het oké is en dat hij hun broertje is. ‘Het is h e l e m a a l niet oké. Jullie broertje heeft slaap en moet in z’n bed liggen’. ‘Het is oké’, herhaalt zijn zusje.

De kleuter zit nog steeds ineengedoken. Ik wil z’n ouders spreken en tegelijkertijd weet ik dat ik het niet doe. Wat houdt mij tegen? In China is gezichtsverlies nog altijd een doodzonde. En dan storm ik ineens het plein over. Mijn zingende collega rent in draf met me mee naar de hoek waarheen de Chinese kleuter ons wees. Geen van de Chinezen kijkt op. Iedereen zit lekker te peuzelen of slaat een biertje achterover. ‘Zijn ouders moeten misschien geld verdienen en staan hier te koken’, oppert de zingende collega. Iets in me zegt dat met zoveel Chinezen hier tegenover me, het onbegonnen werk is om over kinderleed te beginnen.

Ik houd er een verscheurd gevoel aan over. Mijn collega loopt alweer te fluiten ’the future just begohohon’.

Categorieën
Uncategorized

HOBBY

                                                                                                             

De felle ochtendzon perst zich een weg door de gordijnen. Mijn benen zwiep ik over de rand van het bed. Mijn lijf voelt klam aan. De hitte hangt in onze slaapkamer. Een onweersbui heeft daar vannacht  weinig verandering in gebracht.

Ik neem een éénminuutdouche en trek mijn hardloopkleding aan. Eenmaal beneden struikel ik  over de dorpel van de keukendeur. Het gaat gelukkig net goed. De roze hortensia lacht me toe, kom maar lekker naar buiten. De lucht is intens blauw en ik ruik een zoete, weeïge lucht.  Er zweven libellen  boven de  vijver en ik zie hommels en gele vlinders.  Ik wandel het pad af, de onstuimig gele guldenroede reikt tot aan mijn middel. Het gekwetter van de vogels komt me, samen met het gekoer van een duif, vrolijk tegemoet.

Onze straat ademt rust uit. Voorlopig wandel ik nog maar even.  Terwijl ik een huis passeer aan de Arnhemse Bovenweg zie ik dat de openslaande deuren geopend zijn. Een peuter stapt, in zijn tomaatrode hemdje en luier, de tuin in.  Hij ziet me en pakt zijn loopfietsje , doet een paar passen en  valt voorover in het vochtige gras. Ik denk, hij valt zacht.  Wanneer ik al een paar huizen verder ben, hoor ik het jochie blèren. Zal ik teruggaan, of zal ik erop vertrouwen dat een van z’n ouders in de buurt is? Ik ga van het laatste uit.

Ik ga de hoek om en ik schiet meteen het bos in. Dan bouw ik m’n looptempo op. De geur van natte aarde prikkelt mijn neus. Aan de linkerkant bevindt zich een veld met een houten klimrek en twee schommels. Het vochtige gras ziet er frisgroen uit. Zo te zien ben ik de enige hier. Het deert me niet en ik probeer mijn looptempo vast te houden. In de verte zie ik iemand midden in het bos, tussen de bomen zitten. Even twijfel ik of ik hier iets mee moet. Ik laat het los en ren verder.  Aan het einde van het pad is de heidetuin. Er staan wilde bloemen en de bloeiende  heide vertoont kleurschakeringen van violet naar lila naar purper.  Ik loop kriskras door de heidetuin en ik zie een omgevallen boomstam liggen. Ik ga er voetje voor voetje op staan en ik hou mijn armen gespreid, zo schuifel ik naar het einde van de boomstam. De zon staat als een schijnwerper op me en er trekt een warme gloed door mijn lijf. Aan het einde van de boomstam ga ik op mijn tenen staan en ik knijp mijn ogen  tot spleetjes, in de verte zie ik een hert. Wauw.

Een specht maant mij met zijn fanatieke getik om mijn bewegingstempo weer op te voeren. Ik spring van de boomstam af en ik ren een zijpad in. Ik voel een stok langs m’n blote enkels. Er spurt een hond voorbij. Het is een Jack Russel, wit met bruine vlekken.  Hij houdt de stok in z’n bek. De hond rent veel harder dan ik. Ik sla linksaf en loop op een pad naast de grote weg. Wat ik net in de verte zag, zie ik nu  dichterbij. Er zit een meisje midden in het bos op een bed van verteerd loofbomenblad.  Wat doet ze daar? Ik ga eropaf. Via een olifantenpaadje kom ik bij het meisje aan dat nog steeds op de bladeren zit. Het meisje heeft zwart haar, een volle pony die tot over haar wenkbrauwen reikt.  Ze draagt een bril met een goudkleurig montuur en om haar middel een heuptas.  Het meisje ziet me wel, maar slaat geen acht op me. Ze zit met haar handen in de aarde te wroeten. Naast haar ligt een schep en een apparaat dat er spannend uitziet. Ik groet haar en vraag wat ze aan het doen is. Ze kijkt me vanonder haar pony peilend aan en ze begint te vertellen.  Het spannende apparaat is een metaaldetector. Dit instrument spoort metalen voorwerpen op. Wanneer het instrument iets vindt, hoor je ‘pieppiep’.   Zoals ik nieuwsgierig ben naar haar, is zij nieuwsgierig naar wat ze in de grond vindt. Ze somt op wat ze zoal heeft gevonden: muntjes, kogels, een armband en haar grootste vondst is een handgranaat uit de Tweede Wereldoorlog. ‘Wil je weten, wat ik net heb gevonden?’ Zonder op mijn antwoord te wachten, vist ze uit haar beige heuptas een paar speelgoedautootjes. Ze oogt tevreden. Ik zeg dat ik het bijzonder vind dat een jong meisje deze hobby heeft.  Grijnzend geeft ze toe dat het meestal oudere mannen betreft die deze hobby beoefenen. Ik benijd haar dat ze op deze jonge leeftijd zo opgaat in haar hobby. Toen ik haar leeftijd had, had ik geen rust in m’n kont en geen ruimte in m’n kop om een hobby te beoefenen. Ik  had andere zaken aan mijn hoofd.  Mijn moeder was niet sterk genoeg om voor mijn zusje en voor mij te zorgen. En mijn vader keek niet naar ons om. Ooit zei iemand tegen mij: ‘je ouders zijn weggooiers eerste klas’. Gelukkig is het tij gekeerd en heb ik eindelijk de gelegenheid voor een hobby. Schrijven.   Ik wens haar succes en ik ga huiswaarts. In mijn kop zit een verhaal om uit te werken.  Er hangt een donkere wolk aan de hemel en ik voel de eerste regenspatten.  Op weg naar huis zie ik de peuter die nu uitgebreid met  zijn loopfiets in de weer is. Ik zwaai, hij zwaait terug en hij valt weer om. Het liefste zou ik hem even knuffelen. Gelukkig krabbelt hij weer op en lacht naar me. Terwijl ik grote regendruppels op mijn schouders voel, lach ik terug.