
De jarige job opent de voordeur. Er klinkt geroezemoes en pianomuziek vanuit de huiskamer. Hugo kijkt vrolijk en neemt de jassen van Hans en mij aan.
Ik zie de roze sjaal van Hester over de kapstok hangen. Op het haltafeltje staat haar make-uptasje en haar parfum: Dune van Christian Dior. Alsof zij ieder moment uit de keuken kan komen.
Op weg naar Noordwijk zat het lied van Frank Boeijen in mijn hoofd.
‘We doen net alsof het niet zo is, alsof het niet zo is, alsof het niet waar is. We doen net alsof ze gewoon verder leeft…’
Ik slik een brok in mijn keel weg. Het gaat er om dat Huug een fijne verjaardag viert.
We omhelzen Mara en Michiel, de kinderen van Hes en Huug.
‘Wat fijn om hier weer te zijn. Dit is de eerste keer sinds…’
Hester was het soort vrouw dat altijd in was voor een feest. En ze noemde de TomTom haar HugoHugo, omdat haar Hugo beter de weg wist te vinden dan wie dan ook.
De parketvloer van de woonkamer kraakt. Er is niks veranderd. De boekenmolen naast de bank, de rode chaisse longue, het droogboeket op de eettafel en de kunst aan de muur.
De hele vriendenclub is compleet: Leo en Gonny, de vriendin met het Connie Palmen-kapsel, Ted en Ria, Jan met de baard en Ingrid, Harry en Petra, alle buren, Wolf en Marianne. Hester kijkt ons met een lach van oor tot oor aan. Haar levenslust spat van het schilderij af. Ik wil er een voorbeeld aan nemen, maar ik voel me prut in hoofdletters.
Hester was een vriendin waar ik van hield. Als ik liefdesverdriet had nodigden Hes en Huug me uit. Hes maakte haar oude getrouwe kabeljauwschotel en Huug ontkurkte een Grüner Veltliner. Nadat ik geopereerd was, haalde Hes mij op uit het ziekenhuis en mocht ik bij hen logeren. We gingen naar musea en theater. We bezochten Antwerpen, Groningen, Curaçao, Rome en Madrid. Nog geen jaar geleden belde ze mij vanuit het ziekenhuis. ‘Het is over en uit Siemetje, over en uit.’
Ik kijk in het hoekje van de bank. ‘Waar is jullie poes Hugo?’
‘Wolly is een week na Hes gestorven.’
Ik sta in de erker en staar naar buiten. De hemel is grijs en het motregent.
Hans is in gesprek met Leo uit Leiden. Ik heb moeite om de gesprekken te volgen.
Michiel komt langs met een schaal met toastjes zalm, haring en blauwe kaas. Mara heeft een schaaltje dadels gevuld met roomkaas in haar hand. Ze duwt het schaaltje gretig onder onze neuzen.
‘Dit noemde mama altijd kut met prut.’
Het valt stil. Ik wacht met het nemen van een hap. Iemand begint voorzichtig te lachen, dan lacht iedereen. De schaal met dadels is meteen leeg.
In mijn hoofd hoor ik Hesters warme stemgeluid:
‘Siemetje, het is zoals het is.’