Categorieën
Uncategorized

GROTE LUL

‘Het is me te vroeg voor een hoer.’

De man met de bakkebaarden hinnikt van de lach om de opmerking van de krullenbol naast hem.

Het is rustig op het terras. Op die twee veertigers na die aan het tafeltje naast me zitten. Het zonlicht schijnt op onze beide terrastafels. Ik nip van mijn espresso en ik neem een slok water. Met mijn wijsvinger wrijf ik over de zachte kaft van mijn notitieboek.

De mannen dragen beiden een blauw glimmend pak. Ze verrekken hun nek, omdat ze nog steeds loeren naar de jongedame die in een afgeknipte spijkerbroek en cowboylaarzen voorbijloopt.

De krullenbol haalt een hand door zijn haar en zegt zonder blikken of blozen: ‘Weet je waar ik zin in heb als ik zo’n chick voorbij zie wandelen? Dan wil ik haar tegen de muur zetten en haar nemen. En daarna gewoon weer verder lopen.’

Mijn oren klapperen. Ik sla een bladzijde om van mijn opschrijfboekje en schrijf driftig op wat ik zojuist hoor. Mijn balpen kan alle vreselijke woorden van deze gasten ternauwernood bijhouden en ik krijg kramp in mijn vingers van het fanatieke schrijven.
De man met de bakkebaarden stoot zijn maat aan. Hij kijkt naar mij.
‘Wat ben jij aan het doen?’
Zijn ogen richt hij op mijn notitieboek.
‘Aan het werk,’ bluf ik.

Uit mijn ooghoeken zie ik dat beide heren opkijken. Er passeert een vrouw met een kinderwagen. Ze heeft golvend blond haar tot over haar schouders. Ze doet me denken aan Sophie Hilbrand. De heren nemen haar van top tot teen op. De vrouw heeft kringen onder haar ogen en ze loopt wat voorovergebogen. Als ze voorbij is zegt de krullenbol: ‘Typisch gevalletje van jammer, jammer, jammer.’

Ik trek mijn wenkbrauwen omhoog en ik ga in gesprek met mezelf. Ga ik hier iets van zeggen?
‘Weet je welk standje ik lekker vind?’, zegt de man met de bakkebaarden. ‘Als een vrouw…’ De rest van de zin sterft weg door een voorbij tuffende scooter.
‘Zou een vrouw het ook lekker vinden?’, informeert de krullenbol.
‘Interesseert me geen reet’, lacht de man met de bakkebaarden.
Ik sta op om binnen af te rekenen, maar blijf bij hun tafeltje staan.
‘Beseffen jullie hoe vrouwonvriendelijk jullie zijn?’ Mijn stem slaat over. ‘Ik ben absoluut niet gediend van jullie praatjes.’
De krullenbol kijkt de andere kant uit en de man met de bakkenbaarden kijkt me meesmuilend aan. ‘Wat vervelend voor jou dat jij zo’n moeite met ons hebt.’

Als ik mijn fiets van het slot haal voel ik twee paar ogen in mijn rug priemen. En ik hoor nog net een van de twee zeggen: ‘Vroeger was ze vast een lekker wijf.’
Ik draai me weer om ten teken dat ik hun conversatie hoor. Op dat moment komt de jongedame in de afgeknipte spijkerbroek weer langs. Ze heeft een halfje wit in haar hand.
‘Hé psst’, wenkt de krullenbol haar. ‘Weet je dat ik een hele grote heb.’
De jongedame draait een kwartslag en zet een stap het terras op. ‘Oh ja, heb jij echt zo’n grote?’
‘Heel groot’, glundert de krullenbol.
‘Als die echt zo groot is, steek ‘m dan lekker in je eigen mond.’

Categorieën
Uncategorized

EENS EEN STEWARDESS ALTIJD EEN STEWARDESS

‘Ik stérref vaan de dors.’ Het klinkt onvervalst Utrechts.

Hans en ik lopen net wachtruimte F van de afdeling radiologie binnen. Er wordt zo een foto gemaakt van Hans zijn kleine teen en daarna worden we verwacht voor controle bij de orthopedisch chirurg.
Het voelt alsof ik terugkom van een vlucht uit San Francisco en een jetlag heb van jewelste. Niks van dat alles, want ik kamp al meer dan twee jaar met long covid. Nu wil ik relaxen in de wachtruimte en door tijdschriften bladeren.

De mevrouw in de rolstoel met grijze krulletjes en zachtblauwe ogen herhaalt haar mededeling: ‘Ik stérref vaan de dors.’

De stewardess in mij schiet in de houding. Na 29 jaar werken in de lucht, ram je bij mij de stewardess er niet zomaar uit.


‘Mevrouw, zal ik een glas water voor u halen?’ ‘Wijffie, graag een zwarte koffie met drie zoetjes. Weet je, ik kom hier drie keer per week voor de nierdialyse. En ik zit hier nu al tweeënhalf uur zonder iets te drinken.’
Ze vist een oranje bankpas uit haar portemonnee. ‘Is mijn pas veilig bij jou?’
Ik geef een knipoog. ‘Mevrouw, als u mij niet kunt vertrouwen, wie dan nog wel?’

Ik loop de hoek om. Die koffie is zo gehaald en dan plof ik neer, beloof ik mezelf. Ik ga naar rechts en ik beland in een overvolle wachtruimte van de afdeling oogheelkunde. Er is hier geen koffiemachine te bekennen. Ik loop verder en opeens zie ik Hans en de mevrouw in de rolstoel zitten. Ik heb een rondje gelopen. Hans leest het Algemeen Dagblad. Ik been de andere kant uit en ik kom langs de balie waar Hans zich eerder aanmeldde.
‘Weten jullie waar hier een koffiemachine is? De mevrouw in de rolstoel sterft van de dorst.’
De baliemedewerkster veert overeind en geeft me een leeg bekertje.
‘Deze kunt u in het toilet vullen met water.’
Ik lach en ik schud mijn hoofd. ‘Mevrouw wil alleen koffie.’
‘Dan moet u richting de hoofdingang lopen, dan passeert u een koffiemachine. Hier rechtdoor, de tweede gang naar links en dan gaat u de eerste naar rechts.’ Mijn hand doet haar aanwijzingen na.

Ik stier door de lange ziekenhuisgang. De moderne kunst aan de muur flitst voorbij.
Een verpleegkundige heft zijn hand omhoog ten teken dat ik halt moet houden. Er komt nog een verpleegkundige aan die een patiënt in een bed vervoert. Onder de gele wafeltjessprei ligt een man met een wit weggetrokken gezicht.

Ik loop weer verder en ik passeer een meneer die een chemopaal vasthoudt.
‘Moest ik nou hier naar links?’, mompel ik. Ik gok het erop, maar ik stuit even later op twee klapdeuren waarop staat: alleen voor personeel.
Ik keer weer om en sla de eerste gang rechts in.
Nu zet ik de vaart erin. Ik moet en ik zal die koffie scoren voor de Utrechtse mevrouw in de rolstoel. Dan klampt iemand me aan.
‘Waar is de POS?’ Het gezicht van de vrouw is volledig ingepakt in verband. Ter hoogte van haar kaak is het verband roodgekleurd. Haar ene hand houdt mijn spijkerjack stevig vast. Alsof ze bang is dat ik zonder antwoord doorloop. Met haar andere hand ondersteunt ze haar kin.
‘De POS’, herhaal ik. Ik kijk omhoog en zie een bordje Post Operatieve Screening.
‘Hier linksaf mevrouw.’
Ik vervolg mijn weg en kom langs de afdeling dermatologie. Gelukkig zie ik nu een bordje richting de hoofduitgang. Dan kom ik bij de afdeling plastische chirurgie. Achterin de wachtruimte staat ie op mij te wachten: de koffiemachine. Ik kan mijn geluk niet op. De koffie is gratis en behalve melk en suiker liggen er ook zoetjes. Ik gris vliegensvlug drie zakjes en scheur ze tegelijk open. Er rollen kleine tabletjes uit. Ik houd mijn adem in en realiseer me dat er twee tabletjes in één zakje zitten. Op het nippertje weet ik te voorkomen dat zoetje numero zes ook in de koffie valt.
Om niet te morsen loop ik behoedzaam terug door de lange gangen richting de afdeling radiologie. Voor mijn gevoel ben ik al meer dan een kwartier onderweg.
Gelukkig zie ik hier bordjes hangen. Ik kom langs de afdeling neurologie. Daarna volgt de afdeling orthopedie waar ik straks met Hans heenga en ik zie weer de mevrouw met het roodgekleurde verband om haar gezicht.
Fluks zet ik mijn tocht voort in de hoop dat de mevrouw in de rolstoel er nog zit. Ik heb immers ook nog haar bankpas.
De afdeling radiologie is in zicht. Daar is wachtkamer F.

Hans komt net een omkleedkamer uit. ‘Ah, daar ben je Siem. Jij was lang weg.
Ik ben klaar hier, op naar afdeling orthopedie.’

De mevrouw in de rolstoel reikt haar hand uit. ‘Daar is mijn bakkie pleur.’
Ze blaast in haar koffie en ze slurpt het naar binnen. 

‘Verrek lekker zoet wijffie.’