Categorieën
Uncategorized

ALLES TEGELIJK

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is afwasmachine-768x1024.jpg

Voorzichtig peuter ik aan het kettinkje van het thee-ei. Het is verstrikt geraakt in de afwasmachine. Het lukt niet, het kettinkje zit múúrvast. Ik pak dan maar een stapel borden en zet ze in de servieskast. Ondertussen klinkt er een hartverscheurend lied uit de radio: ‘Pense a moi, pense a moi.’

Vandaag is het Franse dag bij Radio M-Utrecht. Snel pak ik mijn mobiel en richt de melodieherkenner Shazam op de radio. Aha, het lied heet Message personnel en wordt gezongen door Michel Berger. De melodie grijpt me aan en ik ben ontroerd door de gevoelige stem van de zanger. Ook al versta ik er geen klap van. Míjn Frans komt niet veel verder dan: je m’appelle Simone.

Op mijn iPad google ik Michel Berger. Ik neem er een kopje koffie bij. Die vaatwasser komt zo wel. Hè, de koffieboontjes zijn weer eens op. Ik trek een Illy-blik open. Iets te enthousiast, want de boontjes vliegen in het rond. De keukenvloer ligt er vol mee. Sanka en Vlek, onze katten komen kijken. Het kletterende geluid van de bonen doet ze natuurlijk denken aan hun brokjes.

En daar komt nummer drie: Hans. ‘Wat gebeurt hier?’ Hij schudt zijn hoofd en zonder op mijn antwoord te wachten, maakt hij zich uit de voeten.

Driftig veeg ik alle bonen bij elkaar. Wáár was ik mee bezig? Oh ja, de afwasmachine uitruimen en ik wilde Michel Berger googelen. Die eerst. Er komt een man in beeld met een bos donkerbruine krullen en een dromerige oogopslag. Op Wikipedia lees ik dat hij behalve zanger ook de tekstschrijver was voor zijn echtgenote, de zangeres France Gall (Poupée de cire poupée de son). Oh, hij overleed op 44-jarige leeftijd aan een hartaanval tijdens een partijtje tennis. Hij ligt op het kerkhof van Montmartre.

‘Wat heb jij met dat thee-ei uitgespookt?’ Ah, Hans is er weer. Met engelengeduld wurmt hij het ei uit het rek. Daarna vertrekt hij met een mok koffie richting zijn krant.

Dan ga ik nu verder met uitruimen. Of wacht, ik gooi even een wasje in de wasmachine. ‘Siem’, hoor ik als ik de trap op ren: ‘doe de dingen in batches.’

Terug in de keuken pak ik de glazen lasagneschaal uit de vaatwasser en ik zie uit mijn ooghoek dat de blaadjes van de basilicum slap hangen. Met mijn ene hand druk ik de lasagneschaal tegen mijn borst aan en met de andere hand giet ik water op de basilicum. Ik loop met de gieter meteen door naar de woonkamer en geef ook de planten daar water. Dan is het nu tijd voor het vervelendste onderdeel: het bestek uitruimen.

‘Piep, piep.’ Ik hoor de vuilniswagen die zo te horen zijn rondje draait om het Burgemeesterpark. Oh, ik ben vergeten de groenbak aan de weg te zetten.

Hijgend en met een rood hoofd kom ik met onze bak bij de vuilnismannen aan. De knapste van de drie geeft me een knipoog, maar ik heb geen tijd om te reageren. Mijn zus kan ieder moment op de stoep staan, dus voort met het huishouden.

Als een razende roeland cross ik met de stofzuiger door de woonkamer. De poezen stuiven alle kanten op en kijken mij verontwaardigd aan. Ik kijk naar de klok: help, over een kwartier staat Marjolein voor de deur. Zusje is altijd stipt op tijd. Met de Franse slag sjees ik met een emmer sop door het huis. In de keuken zet ik de radio harder en zing ik mee met de Poppy’s.

Dingdong, daar is mijn zus. Met het zweet op mijn rug en een brede glimlach open ik de deur. De emmer sop staat nog op het aanrecht en de stofzuiger ligt nog in de hal. Tant pis.

‘Zo Siem, was je nog even de keuken aan het doen?’, vraagt mijn zus lachend.

‘Geloof me,’ antwoord ik, ‘met mijn hoofd doe je daar de héle dag over.’

Tien minuten later zet ik een cappuccino voor mijn zus op tafel. ‘Oh, ik pak nog even een lepeltje’, zeg ik erbij. Ik trek de la open. Verhip, wáár zijn alle lepeltjes gebleven? Ik zucht. Natúúrlijk, die liggen nog in de afwasmachine, die ik nog steeds niet heb uitgeruimd.

PS: Verhaal Alles tegelijk heeft de 1e prijs gewonnen met de wedstrijd ‘Hoe ga jij om met je AD(H)D’! (Vereniging Impuls & Woortblind)

Categorieën
Uncategorized

CONTIKI

Er zijn mensen die stelen uit onvrede.

Ik ben het beu om op zaterdag naar ‘s-Gravenhage te rijden en over te werken.’

Het is 2006. Mijn vader houdt zijn Wedgewoodkopje in de lucht ten teken dat zijn vriendin Sonja nog een keer mag inschenken.

‘Simone, ik ga je wat opbiechten.’

Ik recht mijn rug.

Een paar zaterdagen terug had ik om 15.00 uur alle paperassen op mijn bureau weggewerkt. Ik liep naar het voorraadmagazijn en heb zoveel pakken Douwe Egberts-rood meegenomen als ik kon dragen. De week daarop lag er een briefje bovenop de resterende pakken koffie. ‘Wie steelt is een dief’ stond erop.’

Pa kijkt me met zijn fijngeknepen ogen en een brede glimlach aan alsof hij de mop van de eeuw vertelt. Ik weet geen woord uit te brengen en ik kijk naar Sonja. Van Sonja krijg ik geen bijval. Logisch, ze is geen haar beter en maakt het vele malen bonter. Haar voorraadkast puilt uit van de grootverpakkingen toiletpapier, vuilniszakken en schoonmaakmiddelen. Ze gapt deze uit het verzorgingshuis waar ze werkt als hoofdverpleegkundige. Zelf zei zij altijd hóófdverpleegkundige.

Een collega vertelde aan mij dat wanneer hij in het huis van zijn ex-vrouw was, hij stiekem een fles rode wijn pikte. ‘Dat merkt het drankorgel toch niet’, waren zijn woorden.

‘Waarom doe je dat in vredesnaam?’ Zijn stemgeluid zakte. ‘Toen wij in scheiding lagen, betaalde zij met míjn bankpas de kosten van háár advocaat.

Mocht ik ooit de neiging krijgen om uit hebzucht, onverschilligheid of boosheid spullen te ontvreemden dan vertrouw ik erop dat bij mij de alarmbellen afgaan. Als ik een paperclip achteroverdruk geeft dat mij al een slecht gevoel.

Wanneer er bij Albert Heijn per ongeluk iets in mijn boodschappenkar blijft liggen, loop ik naar de servicebalie om het alsnog te betalen.

Het is 1981. Met twee vingers strijk ik over de bewasemde spiegel. Ik staar naar mijn evenbeeld. Mijn natte haren druppen op het azuurblauwe douchematje. ‘Lijk ik op mijn moeder?’, mompel ik tegen mezelf.

Het matje is zo blauw als de kozijnen van de huizen op het Griekse eiland Kos. En het is met wit glansdraad omrand. In het midden staat met sierlijke letters CONTIKI.

‘Mam, heb jij dat matje meegenomen?’

Een herinnering aan de Griekse zon mijn kind.’

‘Wie steelt is een dief! Hoe kun je? Waarom koop je niet zo’n ding bij de Hema?’

Ach, één zo’n matje. Daar ligt het hotel niet wakker van hoor.’

‘Gestolen goed gedijt niet. Dat zeg jij toch altijd?’

Mijn moeder haalt haar schouders op en slentert de badkamer uit. Ik loop naar mijn slaapkamer en smijt de deur dicht.

Die mat was het begin van mijn moeders wat-kan-mij-het-bommen-mentaliteit. Voor mijn moeder was het te laat om tot inkeer te komen.

Maar ik vertrouw op míjn alarmbellen.