Categorieën
Uncategorized

VERGETEN

Sanka en Vlek, onze katten, kijken me vragend aan. Alsof ze willen zeggen: waarom ben jij op dit uur nog buiten? Ik haal diep adem. Nog een keer doorzoek ik mijn handtas. Het is pikkedonker en bijna middernacht.

Ik gebruik mijn mobiel als zaklamp en schijn in alle zes vakjes. En ik vraag me hardop af ‘waar zijn mijn huissleutels?’ Opnieuw keer ik mijn grote tas binnenstebuiten: flesje water, mini-plu, twee boekjes en een sjaal.

Met een zucht check ik weer de zakken van mijn regenjas. Op een zakdoek en een oud boodschappenbriefje na zijn ze leeg. In ons huis brandt het keukenlicht. Verder is het aardedonker. Hans ligt allang te tukken. De katten cirkelen om me heen.

Ik kijk naar boven. Zal ik Hans wakker maken? Ik ben bang dat hij boos wordt als ik hem wek. En ik hoor hem al zeggen: ‘mindfulness Siem, houd aandacht bij wat je doet.’

In de auto, natuurlijk daar liggen ze vast. Enthousiast schijn ik met het licht van mijn mobiel over de matten en met mijn andere hand tast ik onder de rem en het gaspedaal. Niks. Het dashboardkastje haal ik leeg. Ik kom van alles tegen: een nagelvijl, pennen, muntjes, een zonnebril uit de jaren negentig, routebeschrijvingen, tandenstokers, een potje vitamine C-pillen, tissues en een kleverige lipgloss. Geen sleutels. Er zit maar één ding op, Hans wakker maken.

Ik druk langdurig op de voordeurbel. Het blijft stil in huis. Ik roep luid en duidelijk: ‘Hans, Hans!’ Naast de keukendeur staan lege wijnflessen en Hak-potjes, klaar voor de glasbak. Ik mik met het dekseltje van een van de Hak-potjes tegen het slaapkamerraam. Het belandt in de goot. Hans geeft geen sjoege. Met twee wijnflessen ram ik op de gietijzeren gieter. Het maakt een hels kabaal. Sanka en Vlek maken dat ze wegkomen.

Bij de overbuurvrouw brandt nog licht. Ik sprint erheen en zij weet van wanten, want ze plaatst haar uitschuifladder tegen onze gevel. Het is hoog en ik vind het eng, maar het moet. Ik klauter langzaam naar boven. Op de achtste traptrede durf ik niet verder en geef ik een brul. ‘Hans, Hans wakker worden.’ Door het open raam horen wij hem ronken.

Er blaft een hond op straat. Ik snel ernaar toe. Buiten adem doe ik mijn verhaal aan de buurman die net zijn Deense dog aan het uitlaten is. De buurman klimt tot bovenaan de ladder en hij steekt zijn hoofd door het slaapkamerraam. ‘WAKKER WORDEN.’

Dat is eindelijk genoeg voor Hans om te ontwaken. Even later opent hij versuft de deur. ‘Was jij je sleutels vergeten Siem?’

‘Het spijt me schat.’

Gelukkig vind ik binnen mijn sleutels op hun vertrouwde plek.

Siem, alsjeblieft beloof me dat je niet meer overhaast de deur uitgaat.’

‘Dat beloof ik’, zeg ik en ik kijk hem schuldbewust aan.

‘Wil je nog iets drinken, voordat we naar bed gaan?’

‘Ik dacht dat je zou ontploffen van kwaadheid.’

Hans reikt me een half glas Rioja aan. ‘Waarom denk je dat?’

Opeens realiseer ik me dat mijn ex uit zijn vel zou springen in zo’n situatie. Het is al 25 jaar geleden en ik wist toen nog niet eens van de ADD. ‘Herinneringen van vroeger denk ik’ mompel ik in gedachten.

‘Siem,’ zegt Hans, ik vind het niet erg dat je altijd dingen vergeet, maar dat ik niet je ex ben moet je nu echt eens onthouden.’

Categorieën
Uncategorized

STRIK

kinderverhaal

Paula neemt een grote hap van haar beschuit met aardbeienjam. ‘Mm, ik lust er nog wel één mam.’

‘Jij mag even wachten.’ Rustig borstelt moeder het blonde haar van Lisette die keurig stil blijft zitten. Ze weet dat dat moet van mama.

Moeder pakt een lange blonde haarlok beet en zet deze vast met een donkerblauwe strik. ‘Zo, klaar en nu smeer ik weer beschuitjes.’ ‘Ik wil ook een strik’, zegt Paula. Lisette schatert het uit. ‘Haha, dat kan helemaal niet.’ ‘Waarom niet?’, vraagt Paula. Dat weet je best’, zegt moeder. ‘Een strik blijft niet zitten in jouw haar. Daar is het veel te kort voor.’ ‘En toch wil ik een strik.’ Ze slaat met haar vuist op tafel. Op dat moment komt papa de keuken binnen. ‘Je kunt een strik in je veters krijgen,’ bromt papa. Beduusd kijkt Paula op. Lisette begint nog harder te lachen. ‘In mijn veters?’ vraagt Paula. ‘Ja meis, het wordt hoog tijd dat jij zelf je veters leert strikken.’

‘Dat kan ik niet, dat kan ik niet, dat kan ik niet.’ ‘Aaaahh, ik doe het nog één keertje voor,’ zegt papa. ‘Hoe moet dat anders, wanneer je groot bent?’ Paula denkt even na. ‘Dan loop ik gewoon op schoenen met klittenband. Of op van die schoenen waar je zo in kunt stappen.’ ‘Maar je wilt toch graag die paarse sneakers met die witte ster aan? Waar je zo hard op kunt rennen?’ ‘Dat is waar.’ Papa doet geduldig voor hoe je een lus maakt met de ene veter en de andere veter eromheen doet. Nu probeert Paula haar veters zelf te strikken. Het lukt niet. ‘Ik kan het niet, ik kan het niet, ik kan het niet.’ Boos loopt Paula weg.

‘Paula,’ roept Lisette, ‘mag ik je voordoen hoe je je veters moet strikken? ‘Ik ben ook linkshandig, net als jij.’ Ineens ziet Paula hoe het moet. Ze oefent en oefent. En ja hoor, ze kan het. ‘Ik kan het, ik kan het, ik kan het!’ Ze zoent eerst Lisette, dan papa en mama. Apetrots rent ze op haar paarse sneakers naar school.

Categorieën
Uncategorized

ZETEL

December 2004

‘Ik hoor mijn mandje roepen’, zeg ik tegen de collega die naast me loopt.

In de vertrekhal op Schiphol liggen de passagiers als ronkende zeehonden over elkaar heen op de grijze zitbanken. Er zijn er zelfs bij die slapen op de grond.

Om de 400 meter staat een kerstboom met goudkleurige ballen en minivliegtuigen.

Samen met mijn collega’s kom ik na een ellenlange vertraging uit Rome terug op Schiphol. We zijn blij dat we mochten landen met deze donder en bliksem.

Mijn collega’s en ik slaan de hoek om naar vertrekhal twee. Daar slapen passagiers op veldbedden. Een man in een rode jurk snurkt zo hard als een beer en dat met zijn mond wijd opengesperd. Ik onderdruk een lach en zie dat mijn collega’s hetzelfde doen.

Op de grote klok in het midden van de hal zie ik dat het 3.15 uur is. Ik kan mijn ene voet niet meer voor de andere zetten. Door de metershoge ramen scheurt de bliksem de inktzwarte lucht in tweeën. Er kan geen kist meer vertrekken. Voordat een kist de lucht in gaat moet er getankt worden. Dat mag nu niet, want met iedere bliksemschicht stijgt het ontploffingsgevaar.

Mijn collega’s zien bleek van vermoeidheid. We lopen door naar de volgende hal. Daar staat op een podium een zetel waar je met zijn drieën op kunt zitten. Hij is van rood fluweel en staat klaar voor de Kerstman die in aantocht is. De zetel is bezet. Er ligt een donkere man op van wel twee meter lang met een scheef hangende kerstmuts op zijn hoofd. Zijn benen bungelen over de armleuning. Hij slaapt met een glimlach op zijn gezicht.

Híj wel.

Categorieën
Uncategorized

DUIKEN

kinderverhaal

Elke zondagochtend gaan Pieter en Katja samen naar zwembad De Zwoer. Daar krijgen ze zwemles. Pieter is er al helemaal klaar voor. Hij staat met zijn zwemtas voor het huis van Katja te wachten. In de zwemtas zitten zijn rood-witte zwembroek, een grote handdoek, zijn slippers, shampoo en een kammetje.

Ze vinden het beiden reuzeleuk, de fijnste sport die er is. Op school hebben ze gymles, maar dat vinden ze niet zo fijn als zwemmen. Ze kunnen geen bal vangen, ze zijn niet zo lenig en hun gevoel voor ritme is ook ver te zoeken.

Laat deze twee maar zwemmen, dat kunnen ze als de beste. Ze hebben afgesproken dat ze samen alle zwemdiploma’s gaan halen, inclusief reddingszwemmen. Natuurlijk kunnen ze al de borstcrawl en de schoolslag. Op de rug zwemmen kunnen ze ook heel goed. De rugcrawl en de enkelvoudige rugslag.

Met een sierlijke boog duikt Katja erin. Pieter springt van de kant. De badjuf kijkt naar Pieter. Wanneer Pieter weer aan de kant is, zegt ze dat Pieter nu toch echt eens moet leren duiken. Pieter doet net of hij het niet hoort. Duiken is het enige dat hij niet wil. Of eigenlijk niet durft.

‘Kom’, zegt de badjuf, ‘we gaan oefenen.’ Met zijn tenen staat Pieter over de rand. Zijn hoofd naar beneden. En zijn armen over zijn hoofd gevouwen. Zijn vingers raken nu bijna zijn tenen. De andere kinderen kijken naar Pieter. Pieter wil niet voor gek staan. Katja fluistert ‘hup Pieter, je kan het. Kin op de borst houden en naar je bovenbenen blijven kijken.’ Oh ja, denkt Pieter, dat is heel belangrijk, anders duik ik plat en dan heb ik straks een rode buik. Hij is bang om met zijn hoofd tegen de rand te komen.

Vanaf de kant hoort Pieter ‘een, twee…..’ En daar gaat-ie. ‘Oefenen, oefenen, oefenen Pieter.’ Pffff, zwemmen is cool, duiken is afschuwelijk’, mompelt Pieter. Hij is jaloers op Katja. Prachtig kan zij het zwembad induiken. Hij lijkt wel een kleuter.

Samen kijken ze op de computer naar filmpjes van bekende zwemmers die in het water duiken. Ook kijkt hij naar een filmpje van zichzelf. De badjuf heeft met haar telefoon Pieter gefilmd en dat naar hem toe gemaild. Zo kan hij goed vergelijken. Die nacht droomt Pieter. Hij ziet zichzelf vanaf de rand van het zwembad als een echte zwemmer het water induiken. Wanneer hij wakker wordt, ziet hij in gedachte het duiken nog steeds voor zich.

Met Katja gaat hij oefenen. Iedere keer gaat het iets beter. Ze willen ook zo graag samen nog meer zwemslagen leren en alle zwemdiploma’s halen. De badjuf heeft beloofd dat als hij het duiken onder de knie krijgt, ze Pieter en Katja ook de vlinderslag gaat leren.

‘Moet ik ook leren om achterover te duiken juf? Want dat durf ik echt niet!’ ‘Nee hoor Pieter, dat hoeft niet.’ Met een grote grijns duikt Pieter er weer in en zwemt zo hard als hij kan op Katja af.