‘Staat u in de rij voor de geldautomaat?’, vraagt een oudere meneer met een geruite hoed aan mij.
Ik knik naar hem, trek mijn neusvleugels op en richt mijn blik op de man die al een paar minuten geld uit de automaat probeert te krijgen. Hij heeft vettige haarslierten en draagt een half afgezakte grijze joggingbroek met in het midden een bruine vlek. Vanwege zijn geur houd ik een meter of drie afstand. De man met het geruite hoedje zegt zacht: ‘Aha’.
Het waait en het regent zachtjes. De man in de joggingbroek haalt zijn schouders op, mompelt wat en steekt zijn pas in zijn broekzak. Hij loopt langs me. Gekromde schouders, doffe ogen en een wezenloze blik. Hans zou zeggen: ‘De man heeft een geknakte ziel.’ Op het beeldscherm van de pinautomaat verwacht ik een storingsmelding. Toch spuugt het apparaat na mijn pinhandelingen vijf knisperende briefjes van twintig euro uit. In een flits realiseer ik me dat de man in de grijze joggingbroek onvoldoende saldo heeft.
Terug naar huis wandel ik door het park. Het regent niet meer.
Ik loop het bospad af en ik sla de hoek om richting het grasveld. Een bruin-witte hond draaft voorbij met een stok in zijn bek. Dan zie ik de man in de grijze joggingbroek turen in een vuilnisbak. Zijn arm verdwijnt in de bak en hij blikt schichtig om zich heen. Hij heeft mij in het vizier en trekt geschrokken zijn arm uit de vuilnisbak. Vlug maakt hij zich uit de voeten.
Ik kijk om me heen, maar hij is in geen velden of wegen meer te bekennen. De bruin-witte hond spurt weer langs me. Ik kan niet bevatten wat ik net heb gezien. Dat iemand in dit dorp tussen het afval grabbelt. Als ik dit in Utrecht zie, kijk ik er niet van op. En tijdens mijn vliegbaan heb ik heel wat triestheid gezien. Verloederde zwervers in San Francisco en Toronto, bedelaars in India en natuurlijk ook in Afrika. Maar hier in Driebergen?
Een week later gooi ik mijn boodschappenkar vol bij de Lidl. Plotseling sta ik oog in oog met de man in de grijze joggingbroek. De broek is in de tussentijd niet gewassen. Hij duwt een bijna lege kar vooruit. Ik spiek wat erin zit. Twee witte bolletjes en een pot aardbeienjam. Hij schuifelt richting de kassa. In mijn hoofd repeteer ik de zin: ‘Waar heeft u nog meer trek in? Dan koop ik het voor u.’
Maar ik durf het niet. En tegelijkertijd geneer ik me kapot voor mijn tjokvolle kar.
Wat mooi geschreven en treffend hoe je wat jouw gemoedstoestand beschreef. Dank voor weer een mooi kort verhaal.
Wederom briljant be- en ómschreven! ( Die bruine vlek zie ik dus voor mij😆)
En weer héééél véééél oog voor detail. Ik zie het voor me. Knap en heel invoelend !!!
Erg mooi geschreven, ook zeer ontroerend zo’n trieste, eenzame en arme man.
Wat een meesterlijk verteld verhaal opnieuw. Het is bewonderenswaardig hoe je erin slaagt om ons keer op keer mee te voeren in de alledaagse gebeurtenissen, ze te laten resoneren in onze gedachten en harten. Het is inderdaad hartverscheurend om te beseffen dat er in plaatsen zoals Driebergen mensen wonen die worstelen met de basisbehoeften, zoals een fatsoenlijke maaltijd. Misschien, wie weet, zal je de moed vinden om de volgende keer een helpende hand aan te bieden, om misschien wat boodschappen te halen voor die man. Jouw empathie en mededogen zijn grenzeloos, en je vermogen om je hart te laten spreken is inspirerend.
Ik begrijp je reactie over die volle kar zo goed…….♡
Zelfs de allerrijkste kunnen in zo’n situatie terecht komen. Mooi dat
je hem in gedachten iets wilde schenken. (Ik zou het ook moeilijk
vinden). Zeer realistisch geschreven !