November 2013.
De fitness waar ik kom, in het Gezondheidscentrum Driebergen aan de Korte Dreef, is geen gewone fitness.
Het is een fysiofitness met in de zaal veertien apparaten en één staande spiegel. Je fitnesst in een fysiopraktijk onder begeleiding van een fysiotherapeut.
Hier geen zwetende macho’s die hun getatoeëerde armen en joekels van spierballen maar wat graag showen. In dit zaaltje word je niet opgehitst om al na drie minuten door te moeten naar het volgende apparaat. Er zijn geen televisieschermen en er is geen lawaai.
Nee, hier maken de seniorenplus de dienst uit. Ze komen aangeschuifeld op hun orthopedisch schoeisel of achter een rollator. Zij kleden zich niet om in uitdagende pakjes. De therapeut helpt hen behoedzaam op de fiets. Na een minuut of twintig zijn ze toe aan koffie.
Ik ben zwaar in de minderheid. Gehuld in een strakke, kobaltblauwe outfit werk ik binnen een uur tien apparaten af. Geconcentreerd step ik me in het zweet. Op mijn vraag of de airco aan mag sputteren de oudjes fel tegen. Er komt een broze dame van tachtig-plus de fitnesszaal binnen. Ze kijkt naar me alsof we bekenden zijn en we groeten elkaar. Ik ken haar echter niet. Opnieuw werpt ze haar blik op mij. Ik voel me ongemakkelijk. Nu staart ze me onderzoeken aan. Ik heb geen idee waarom. Het dametje buigt haar hoofd om mij van de zijkant nog beter te kunnen bekijken. Ze gaat dichterbij me staan. Uit mijn ooghoeken zie ik dat de Ellert-Jan, de fysiotherapeut, het tafereel gadeslaat.
Ik haal diep adem en verzucht ‘mevrouw, u kijkt zo naar me. Mag ik vragen waarom?’ ‘Ja’, antwoordt ze met een zachte stem. Ze brengt haar mond tot aan mijn oor en fluistert: ‘weet je op wie je zo lijkt? Je lijkt sprekend op mijn schoonzoon.’
‘Op uw schoonzoon?’, vraag ik vol ongeloof. Ik werp een blik in de spiegel en duw mijn, door de sportbeha ietwat geplette borsten goed vooruit om te benadrukken dat ik toch echt een vrouw ben.
‘Het is een lieve jongen hoor’, antwoordt ze en ze schuifelt verder.