Categorieën
Uncategorized

OUD

Ik stap naar binnen en ik zie het direct.  Alles staat op een andere plek. De karretjes in de vertrouwde blauwe kleur zijn van een groter formaat.  Verder is het zoeken geblazen en vragen natuurlijk. De vragen stel ik aan mensen met voor mij vreemde gezichten.  Zo ontspannen mogelijk schiet ik een puisterige jongen aan die bezig is met vakken vullen. ‘Weet jij waar de suikerklontjes staan?’ De knaap zet het meteen op een lopen. Al manoeuvrerend met mijn grote kar door het royale gangpad ga ik er in draf achteraan. Tot twee keer toe passeren we volle vakken met chips in felgekleurde zakken en dan  haal ik opgelucht adem als ik de vertrouwde rietsuikerklontjes aantref.

Is het  een teken van ouderdom , dat ik ontredderd ronddool in een voor mij vreemde Albert Heijn? Ik probeer de pluspunten van deze winkel te zien.  In deze supermarkt bots ik tegen niemand op, zo breed zijn de paden hier,  er is een wijnstraat (nu nog een proeverij schiet het  door mijn hoofd), het  aanbod aan sushi is alsof ik in Tokio ben en er is een hagelslagtappunt. Ja, je leest het goed een hagelslagtappunt van puur tot butterscotch.

Op mijn boodschappenlijstje staat mijn favoriete speciaalbier. Bier Gebrouwen door Vrouwen, Bloesem Blond. Het flesje heeft een zachtroze label met daarop een vlierbloesemboom getekend. Het bier heeft een bloemig aroma en een frisse afdronk. Bij mijn vertrouwde Appie deze week in de aanbieding: 6 halen en 5 betalen. Bij deze Appie is dat niet het geval. Waarom niet? Schouderophalend ga ik naar buiten en ik vervolg  mijn weg naar de visboer.

 De vrouw van de visboer is, een gezette, blonde jongedame met het hart op de tong. Ze vertelt dat haar dochter vier jaar is geworden. ‘Ze wordt al een grote meid, ze heeft verkering, en ze wil later met hem  trouwen. Ook is ze inmiddels op de hoogte dat jongens  geen Truusje hebben.’ Mijn mond valt open. ‘Geen Truusje, weet je wel?’, herhaalt ze nadrukkelijk.

Op dat moment weet ik: hier ben ik toch echt te oud voor.

Categorieën
Uncategorized

Mr. Bean

Help, ik val.  Bijna verlies ik mijn evenwicht. Met mijn tenen klauw ik mijn mat vast en al hupsend blijf ik ternauwernood overeind.

Willy de trainster checkt of het goed met me gaat.

De warriorpose is blijkbaar niet voor beginnelingen. ‘Zet je voorste voet vooraan de mat.’ Ik kijk naar alle tien mijn roodgelakte teennagels, keurig op een rij. Geen idee waar ze het over heeft. Welke voet is mijn voorste voet?

‘En ga zitten.’ Een jongedame schuin voor me ploft op de mat. Willy houdt haar gezicht in de plooi en legt uit dat het niet de bedoeling is om op de mat te gaan zitten, maar op een imaginaire stoel. Knieën gebogen en armen omhoog. Gelukkig ben ik niet de enige onhandige.

Het is tijd voor de heupopener. De wat? De heupopener.  Persoonlijk ben ik een groter voorstander van een flessenopener. Op handen en voeten breng je beurtelings een knie naar je ene elleboog en vervolgens naar je andere elleboog. Met moeite weet ik mijn evenwicht te bewaren en mijn gekreun te beperken.

Ik voel hoe mijn kobaltblauwe top langzaam omhoog kruipt. In de levensgrote spiegel ontwaar ik mijn blote buik. Oef, wat ben ik blij dat er geen kerels in de zaal zijn en dat er geen camera hangt.

Mijn deodorant doet ijverig zijn best. Ikzelf trouwens ook.

‘Echt iets voor jou, bodybalance’, had mijn collega gezegd. ‘Dan gebruik je al je spieren en wordt je stukken leniger. Je hebt toch zo’n last van je schouder?’

Gelukkigmogen we nu echt gaan zitten,  in een kleermakerszit weliswaar. Mijn rechterbeen help ik een handje.

Ach, in iedere groep zit wel een Mr. Bean.

Categorieën
Uncategorized

VREEMD

Mijn ongeduld probeer ik te verbergen wanneer ik aan de lijn hang met de mijnheer van de interieurwinkel. Drie maanden geleden zochten we groene gordijnen bij hem uit. Eenmaal besteld, staan ze op mijn netvlies en kan ik niet meer wachten. Zijn vrouw zou de gordijnen naaien en ze zouden zeker binnen zes weken klaar zijn. Inmiddels zijn we dertien weken verder en ik ben het zat. Spuugzat.

‘Ja mevrouw Simone, het spijt me, maar de gordijnen zijn nog niet klaar‘. Zijn stem klinkt zacht. Wat het is, weet ik niet, maar mijn boosheid en ongeduld ebt weg.

‘Het zit namelijk zo’, begint hij. ‘We gaan uit elkaar. Mijn vrouw en ik.’ Ik luister en in gedachten zie ik hun drie vrolijke blonde dochters van vier, zeven en elf jaar oud door de winkel achter elkaar aan rennen.

‘Weet je, ik ben er achter gekomen’. Ik heb wel zo’n flauw vermoeden waar hij achter is gekomen. Alsof hij vergeet dat ik hem bel over de groene gordijnen vervolgt de man z’n verhaal. ‘M’n vrouw straalt in ene, ze loopt mooi rechtop en ze zingt door de zaak. Dat is even geleden dat ik dat mocht horen. En zingen kan ze.’ Even blijft het stil aan de andere kant van de lijn.

‘Naast haar werk, zingt ze in een jazzband’, vervolgt hij. ‘Ze komt na de bandrepetitie altijd tegen middernacht pas thuis. Om mij niet wakker te maken, althans dat zegt ze, slaapt ze na een optreden of repetitie in het logeerbed. Nu ik het weet, slaapt ze altijd in de logeerkamer. Ik mis haar zachte lijf zo en het lepeltje-lepeltje liggen.

Hoe ik erachter ben gekomen? Nou ik wilde en ik moest bewijs hebben. Wat heb ik gedaan? Ik heb mijn horloge met GPS-functie in de achterbak van haar auto verstopt. De dag na de zoveelste repetitie, want mevrouw repeteert wat af, heb ik de GPS-gegevens uitgelezen en die leidden mij zo naar het adres van de toetsenist. Zo’n vent met een krulsnor en kwastjes op z’n schoenen.’

Mijn oor wordt warm vanwege de smartphone die ik net iets te stevig tegen m’n hoofd pers. ‘Weet je’, begint hij nu met stemverheffing, ‘ik hunker zo naar haar strelingen dat ik wel een vrouw van de straat zou willen plukken.’ ‘Vindt u dat vreemd?’ ‘Nee dat vind ik niet vreemd. Of, eh bedoelt u een prostituee?’

Mijn echtgenoot die tot dan toe nietsvermoedend al kauwend op een potlood een cryptogram probeert op te lossen kijkt me wezenloos aan. Ik hang op en zeg hem: ‘Die gordijnen kunnen we voorlopig wel op onze buik schrijven.’ Hij fronst zijn wenkbrauwen en pakt zijn crypto weer op.