Categorieën
Uncategorized

WAKE-UPCALL

Ik heb de beslissing genóóóóóóómen. Ik zet er een púnt achter. Het is klaar en het is móóóói geweest na vierendertig jaar als loonslaaf.’

Mijn man kijkt mij met opgetrokken wenkbrauwen aan terwijl neef M. uit Eindhoven met dubbele tong verder lalt over zijn keuze om gebruik te maken van de vrijwillige vertrekregeling die zijn werkgever biedt.

Vijf minuten geleden doofde ik de kaarsen, deed ik de deur op het nachtslot en zette ik de kattenmanden in de keuken. Klaar om naar bed te gaan. Toen ging de telefoon en die sprong automatisch op de speakerstand. Ik kan dus meegenieten van dit late gesprek.

‘Het werk kan ik ondertussen met twee vingers in mijn neus doen en die koppen op kantoor kan ik niet meer zien, weet je. Wacht effe, ik pak nog wat ijsklontjes voor mijn béste vrind.’

Waar heeft die man het over? We horen klokkende geluiden en het getingel van ijsklontjes tegen zijn glas.

‘Je beste vriend?’

‘Jaaaaaa, dat is Jan de Stapper.’

Het kwartje valt: Johnnie Walker.

‘Financieel kan ik het wel lijden, ik heb kind nog kraai en daarom heb ik de beslissing genóóóóóóómen door op de knop te drukken van de vrijwillige vertrekregeling.’

Oh, daar gaat ie weer.

Mijn gedachten dwalen af naar de groepsapp uit de buurt. Een buurvrouw ergerde zich aan het gezeur en gezever in de groepsapp. Ze stuurde een foto van zichzelf, met lodderige ogen en haar middelvinger omhoog. Het glas dat halfleeg naast haar stond, was nog net zichtbaar. Ai, koning alcohol doet rare dingen met je. De buurvrouw heeft inmiddels de groepsapp verlaten.

Zelf drink ik ook graag een glaasje limonade zoals ik witte wijn liefkozend noem. Een keer hing ik met een vriendin aan de lijn toen ik totaal onbekommerd een derde glas tot mij nam. Ik sprak op een slepende toon en zij werd kortaf.

Nu bewaak ik mijn grenzen met ijzeren hand en sta ik ’s ochtends fris en fruitig op.

Neef M. begint voor de zesde keer over zijn beslissing. Ik kijk mijn man aan. Tegelijkertijd geven we elkaar een knipoog.

‘Zo jongens de bodem is in zicht, ik ga jullie hangen. Houdoe hè.’

Foto: Teunis Smit, Wine&Spirits Driebergen

Categorieën
Uncategorized

DAAR BEN IK WEER

‘Meneer Slivovitsj, meneer Slivovitsj?’, klinkt het door de wachtruimte van de radiologieafdeling.

Iedereen in de wachtruimte kijkt elkaar kort aan. De man op zijn geruite pantoffels, de vrouw met het slangetje in haar neus en mijn man, in een rolstoel. (De rolstoel is tijdelijk) Hij heeft zijn jas over zijn benen geslagen, want hij heeft het ijskoud. Er moet weer een CT-scan van zijn hoofd worden gemaakt. Meneer Slivovitsj is zoek. De vrouw met het slangetje in haar neus is nu aan de beurt.

Mijn man wordt opgehaald door een verpleegster met een lange paardenstaart. Bij iedere beweging zwiept haar staart op en neer.

Door de lange gang komt een man met een woeste zwarte baard aangelopen. ‘Hallo, daar ben ik weer’, grijnst hij. Ik moest héél nodig naar de plee. ‘Ah meneer Slivovitsj, komt u maar mee’, zegt een verpleegkundige op spierwitte klompen.

Mijn man komt vlot weer terug. Het maken van scans gaat hier aan de lopende band.

Klunzig keer ik de rolstoel en vervolgens verlaten wij de radiologieafdeling. Corona dwingt ons om een andere route te nemen dan op de heenweg.

In de centrale hal word ik overweldigd door pianoklanken. De muziek wordt versterkt in deze hal. Er zit een vijfenzeventigplusser gekleed in grijze pantalon en donkerblauwe blazer achter de piano. Zijn vingers glijden vliegensvlug over de toetsen. Hij speelt of zijn leven ervan af hangt.

Mijn man zingt zachtjes met het lied mee.

‘We’ll meet again

Don’t know where

Do’nt know when

But I know we’ll meet again som sunny day.’

Het lied komt bij me binnen. Ik voel me warm worden en ik dring mijn tranen terug. Wanneer we de bejaarde pianist passeren, draai ik me om en steek ik mijn duim omhoog.

Hij lacht me bemoedigend toe.

Ik vraag me af voor wie hij dit lied speelt. Zou hij dit lied spelen voor zijn vrouw die onder narcose is? Of ligt ze in coma? Ik hoop zo dat ze binnenkort tegen hem zegt: ‘Hallo, daar ben ik weer!’

Categorieën
Uncategorized

BORSTENBUS

‘Houd uw hoofd opzij. En pak met een hand uw andere borst vast’, zegt de vrouw in de witte jas met haar zachte Limburgs accent. Over haar witte jas draagt ze een witte jurk zonder mouwen, van een stevig materiaal, die reikt tot aan haar enkels. Dit allemaal om Covid-19 te weren. ‘Ik doe mee aan Phantom of the Opera’, grapt ze.

Dit speelt zich af in de grote witte borstenbus achter het parkeerterrein van sportclub Hoenderdaal in Driebergen. Syl en ik hebben toevallig rond hetzelfde tijdstip een afspraak. Dat vind ik fijn, want door het zien van die bus trek ik al wit weg. Syl kan babbelen over wat ze een kwartier van tevoren bij de drogist heeft gekocht en dat kalmeert me. Het maken van röntgenfoto’s van je borsten doet bij mij helse pijn en al het verdriet om mijn vriendin Hester komt naar boven.

Alleen is Syl in geen velden of wegen te bekennen.

Mijn linkerborst rust op een glazen plaat. Nu komt er van bovenaf een verticaal geplaatste glazen plaat die over vijf seconden mijn linkerborst fijn gaat pletten. De borstenguillotine. Ik voel een steen in mijn maag. Niet piepen Siem, niet piepen, zeg ik tegen mezelf. Ik moet de moed erin houden. Ik mag blij zijn dat ik hier ben. Hier kunnen ze een gezwel vroegtijdig opsporen en hoe sneller het wordt behandeld hoe minder kans ik heb op uitzaaiingen.

‘Adem in en houd uw adem vast.’

‘Zo, dit was de derde foto, nog eentje en dan zit het er voor u op.’

Ondanks de kalmerende stem van de vrouw prikken er tranen in mijn ogen.

‘U vindt het spannend hè mevrouw?’

Ik heb het gevoel dat mijn keel wordt dichtgeknepen.

Ik breek, de tranen rollen over mijn wangen. ‘Mijn vriendin Hester is aan borstkanker overleden. Samen hebben we nog een prachtig blond haarstuk voor haar gekocht. Ze heeft het slechts vijf weken gedragen.’

‘Wat verdrietig voor u.’ Haar donkerbruine ogen zijn op mij gevestigd.

‘Bent u klaar voor de laatste foto? Een stapje naar voren, kijkt u mij aan, kin omhoog, daar uw hand leggen en zo blijven staan.’

Deze Limburgse lieverd loodst me erdoorheen.

Over tien dagen krijg ik de uitslag.

Op het parkeerterrein bel ik meteen Sylvia. De telefoon gaat lang over. Eerst hoor ik een verscheurende hoest: ‘Hi Siem, ik lig te bed met Covid-19. Ik kon helaas niet komen naar de tietenpletterij.’

Categorieën
Uncategorized

VERLOREN

‘Oh nee, oh nee, ik verlies mijn oorbel’, kermt de dame in haar geruite regenjas met dito hoedje.

Ze kijkt me ontsteld aan en grijpt naar haar oor. ‘Hij is weg.

We staan op De Traay, de winkelstraat in Driebergen, pal voor bloemenzaak Elenbaas. Ik ben onderweg naar De Huiskamer: koffie drinken en de kranten doorspitten. Dat pakt nu anders uit.

‘Ik heb net een herfstboeket besteld en hier buiten doe ik mijn mondkapje af en toen gebeurde het’, vertelt de dame.

Ze praat tegen me en ze kijkt tegelijkertijd hoopvol naar de stoep of haar oorbel daar ligt.

‘Mevrouw, ik help u mee zoeken.’

Ze toont mij haar andere oorbel die nog in haar oor hangt. Ik zie een smalle geelgouden oorring bewerkt met ribbels. Terwijl wij de stenen afspeuren, laat ze me haar vinger zien met een ring van hetzelfde motief. Een verfijnd driemanschap dat nu incompleet is.

‘Deze ring en de oorbellen heb ik geërfd van mijn moeder en ik heb ze aan mijn dochter beloofd voor als ik er niet meer ben.’

De stoep ligt bezaaid met eikels. Twee heren, de een trekt een boodschappentrolley achter zich aan, helpen mee met zoeken. Anderen komen informeren wat er allemaal aan de hand is. Nog een vrouw biedt aan te zoeken.

De dame doet haar jas uit. Iedereen kijkt verwachtingsvol of de oorring daar uit rolt. Helaas. Een van de heren zet een plant op zijn kop en schudt die uit.

Teunis, de slijter aan de overkant, staat in de deuropening te koekeloeren naar wat er zich aan de overkant afspeelt.

‘Mevrouw, we blijven zoeken, desnoods tot de zon ondergaat’, grap ik. ‘Tussen al die eikels moet die liggen.’

Aan de ene kant geeft het me een goed gevoel om te helpen met zoeken en aan de andere kant hunker ik ondertussen naar koffie en de krant.

Jan-Willem de bloemist reikt bezems, een stoffer en blik, en een emmer aan. Zijn plan is dat wij alle eikels opvegen en in de emmer doen. De dame kan dan de inhoud van de emmer thuis op een krant uitstrooien.

Ik slaak een gil. ‘Het achterkantje, ik heb het achterkantje gevonden.’

De eigenaresse glimlacht.

Ondertussen kan ik geen eikel meer zien. Toch zoeken we met vijf man sterk verder. Zo te zien staat haar het huilen nader dan het lachen. Een koude bries steekt op. De dame trekt haar geruite hoedje stevig over haar hoofd en de oorbel duikelt plots naar beneden.

De koffie heb ik verdiend.