VERKEERDE BEEN

Op het bospad springt een man voor me. ‘Waar is het station?’

Hij heeft een bloederige wond onder een van zijn wenkbrauwen.

Van schrik laat ik mijn waterflesje vallen. Onder mijn arm klem ik mijn blauwe sportmat. De man heeft lang krullend haar dat overgaat in zijn baard. Hij is tegen de twee meter lang en hij draagt een wijde regenjas. Ik wil mijn waterflesje van de grond oppakken. Hij grijpt me bij de mouw van mijn jack en kijkt schichtig om zich heen. Hij laat niet los en vraagt opnieuw: ‘waar is het station?‘ Ik kijk hem aan en zie zijn zachtgroene ogen. Hoe ziet deze catweazle eruit zonder die wond en dat lange haar? Wat is er met deze man gebeurd? Hij houdt een hand tegen zijn jas aan alsof hij daaronder iets vasthoudt en met zijn andere hand draait hij rondjes ten teken dat hij haast heeft. Ik antwoord: ‘alsmaar rechtdoor en aan het einde van het bospad linksaf. ‘Kan ik iets voor u doen?’

Catweazle schudt zijn hoofd. ‘Ik heb iets gezien.’ Hij slaat beide ogen neer, heft zijn hand omhoog en rent het bos in. Even zie ik nog de wapperende panden van zijn jas en een glimp van de geruite binnenkant. Zal ik achter hem aanrennen?

Ik blijf stokstijf staan en in de verte hoor ik mijn trainster tegen de volgende groep roepen: ‘ren om de goal heen.’ Ik ruik een zweetlucht. Is dat nog van hem of ben ik het zelf? Ik neem een slok water en wandel snel de hoek om. De auto’s razen voorbij alsof er niks is gebeurd. Ik hoor banden piepen. Een man op de fiets met over zijn ene hand een geblokte, bebloede theedoek.

Mevrouw, heeft u net een man met een lange baard in een regenjas gezien?’

Ik stap achteruit. Deze zestigplusser heeft samengeperste lippen en kijkt me met priemende ogen aan. Hij heeft aan de zijkanten zilvergrijs haar. Op zijn voorhoofd bungelt eenzaam een zilvergrijs krulletje.

Ik krijg het koud en ik heb geen zin deze man te antwoorden. Heeft catweazle iets bij die gladjakker gezien wat het daglicht niet kan verdragen?

‘Mevrouw, geeft u nog antwoord. Ik moet die man te pakken krijgen.’

Hij houdt zijn wijsvinger op mij gericht. Zijn vinger beweegt bij elk woord dat hij uitspreekt. ‘U moet hem gezien hebben, dat kan niet anders.’

Ik druk mijn sportmat tegen mijn lichaam en haal diep adem.

‘Dat klopt, ik zag inderdaad een man met lang haar en een baard in een regenjas.’

‘Welke kant ging hij op? Ik móet hem vinden.’ Ik aarzel. ‘Hij ging die kant op en ik wijs naar rechts.’

‘Weet u het zeker?’ Hij kijkt me doordringend aan.

‘Ja.’

Hij spurt weg.

Thuis praat ik tegen mezelf in de badkamerspiegel. Voelde het goed om deze zilvergrijze krul op het verkeerde been te zetten? Ik knik.

Deel deze column
0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er
guest

2 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Marcel
Marcel
1 jaar geleden

Leuk verhaa en zo blijkt,
iets vergeten …doen we allemaal!!

Scroll naar boven