Categorieën
Uncategorized

DIE MOETEN ER OOK ZIJN

Hij neemt een trekje van zijn sigaar en zegt: ’tja stewardessen dat is net zoiets als treinconducteurs, die moeten er ook zijn.

Hij is het soort vader die per se een zoon wilde als oudste kind. Bij mijn geboorte kreeg ik vier voorletters, omdat dat chic staat als je gaat studeren.

Hij ziet eruit alsof hij net onder de douche vandaan komt. Zo oogt hij altijd: zijn haar gaat iedere dag in de brillantine en in een strakke zijscheiding. Ken je de voormalige Franse president Jacques Chirac nog? Nou, mijn vader heeft meer haar, maar verder lijkt hij als twee druppels water op wijlen monsieur Chirac.

Hij zit op zijn troonachtige antieke stoel in het midden van z’n twee meter lange eiken eettafel die dient als bureau en hij ratelt maar door. Onderwijl schieten z’n fijngeknepen varkensoogjes over de stapels paperassen die her en der verspreid liggen op de tafel. Mijn moeder zei altijd: ‘waar je mee omgaat, daar ga je op lijken.’ Mijn vader werkte bij de overheid voor de handel in vee.

Zestig jaar geleden is hij cum laude geslaagd voor het gymnasium. Het diploma hangt ingelijst aan de muur. Iedere keer wanneer ik langskom, wijst hij naar zijn diploma en zegt ‘cum laude.’

Op een dag ben ik mijn droom achterna gegaan en ben ik gaan werken als stewardess. Na vijf jaar in de economyclass mocht ik gaan werken in de businessclass. Ik had ambitie en wilde hogerop. Het heeft me zes dingen gekost om mijn benodigde taaldiploma’s te behalen. Tijd, geld, energie, bloed, zweet en tranen. Ik werd assistent-purser, daarna purser op Europa en sinds kort ben ik seniorpurser. De laatste is de hoogste functie aan boord in de cabine. Ik ben apetrots op mijn vliegbaan en het geeft me een goed gevoel dat ik dit doel met mijn doorzettingsvermogen heb bereikt.

Ik staar naar buiten met een van zijn Wedgwood theekopjes in mijn hand.

‘Stewardessen, tja die moeten er ook zijn.’

Deze man schopt al mijn voldoening onderuit. Deze man is mijn vader.

Categorieën
Uncategorized

NIET THUIS

Het boterde niet tussen ons.

We deden ons best voor de relatie, maar we hebben het niet gered. Op gezelligheid en je best doen alleen kun je geen relatie bouwen.

Mijn toenmalige vriend kwam op vrijdagmiddag naar mij toe in Leiden om het weekend door te brengen. Hij had een kop met woeste blonde krullen en hij droeg zo’n Bretons blauwwit gestreept shirt. Hij rook ook altijd zo lekker, het liefste hing ik de godganse dag tegen hem aan.

Hij zat in mijn tweekamerappartement op de gele Ikea-bank en las een dikke pil. Ik ging de weekendboodschappen doen bij Appie schuin aan de overkant. Hij wilde niet mee.

Drie kwartier later kwam ik terug en vond in de brievenbus een briefje van de postbode. Op het briefje stond aangekruist: ik ben bij u langs geweest, u was niet thuis. Niet thuis, niet thuis, ging het door mijn kop. Ik voelde een pijn in m’n buik opkomen en mijn ademhaling werd kort en hevig. Met de zware boodschappentassen nog in mijn vuisten geklemd, stierde ik de woonkamer binnen.

‘Heb jij de bel niet gehoord?’

‘Jawel.’

‘Hoezo jawel?’

Ja, dat was natuurlijk niet voor mij, dus deed ik ook niet open.’

Hij streek door z’n krullen, pakte zijn dikke pil weer ter hand en zat er onbewogen bij. Zijn gezicht verried geen emotie. Ik keek naar hem en voelde zo dat dit een signaal was, de druppel die de emmer deed overlopen.

Inmiddels is het 15 jaar later. De deurbel gaat. Ik ben te laat bij de voordeur, omdat ik boven op het kleine kamertje zit en er niet af kan, als je begrijpt wat ik bedoel. Eenmaal beneden vis ik uit de brievenbus een briefje. Ik kan al raden wat er op staat. Vanuit de keuken hoor ik iemand die koffie zet. Op hoge poten vraag ik aan mijn man waarom hij niet opendeed. Hij antwoordt rustig: ‘De bel? Ik zat lekker buiten in de tuin en dan hoor ik de bel niet.’ Onmiddellijk krijg ik spijt dat ik zo hoog van de toren blies.

Het verhaal van 15 jaar geleden vertel ik aan mijn echtgenoot. Hij zegt: ‘je ex voelde zich blijkbaar in jouw appartement niet thuis.’

Zo had ik het nog niet bekeken.