Categorieën
Uncategorized

OP HANDEN EN VOETEN

‘Ik ben mega beroerd!! Ik kon nauwelijks de trap op!!! Op handen en voeten.’

Ik stap uit de douchecabine en ik lees dit whatsappje. Oh nee,lieve Maarten, help wat is er met je aan de hand?

Maarten woont om de hoek. Hij is gezegend als vijftigplusser met een jongensachtig uiterlijk. En hij draagt nog altijd de studentikoze outfit bij uitstek: rond brilletje, gaatjesschoenen en lichtblauwe hemden met opgerolde mouwen. Daarnaast heeft hij, en dat spreekt mij als literatuurliefhebber wel aan,  de dictie van Adriaan van Dis.

Ik sta te druppen op de badkamervloer, maar ik moet er nu naar toe. Snel. Hollen. Erheen. Ik voel me nu net zo als tien jaar geleden. Toen raakte mijn man buiten kennis door hevige pijnen van een gezwel in zijn onderrug. Ook toen kwam ik net onder de douche  vandaan en rende ik halfnaakt naar buiten om de ambulancebroeders toe te schreeuwen waar ze moesten zijn.

Snel schiet ik mijn ondergoed en de dichtstbijzijnde jurk aan. Hup, naar Maarten.

Wat zou er in vredesnaam aan de hand zijn? Gisteravond zaten we nog met zijn allen in zijn achtertuin. Hij vulde de glazen met Pinot Grigio en serveerde toast met zalm.

Ik zie voor me hoe hij op handen en voeten via zijn open wenteltrap helemaal naar boven klautert. Een hand, een voet en weer een hand en een voet, om telkens uitgeput te moeten pauzeren.

 Het is vast zijn hart. Of heeft hij voedselvergiftiging opgelopen?  Misschien van de zalm die iets te lang in de zon lag. Hoe kom ik straks zijn huis binnen? De buren naast hem hebben  een sleutel, maar die liggen te zonnebaden aan hun zwembad in Spanje.  Als ik straks sta te roepen, hoop ik dat hij me hoort. In gedachte zie ik de ambulance al voor zijn huis.   

Oké, rustig aan. Eerst bel ik hem.

‘Ha Simoon.’

‘Maart, wat fijn dat je opneemt.’

Ach, ik voel me al stukken beter.’

‘Hè, maar wat heb je dan? Ik dacht dat het iets hééééél  ergs was.’

‘Weet je nog? Gistermiddag heb ik mijn 2e shot tegen Corona gekregen. Bijverschijnselen.

‘Maart, ik dacht dat je zowat dood ging’.

Hij begint te lachen. ‘Siem, je moet mijn whatsappjes niet te serieus nemen. Ik wilde mijn mottige gevoel even met iemand delen. Als er echt iets is dan bel ik. Maar lief dat je zo bezorgd was.

Ik laat me vallen op een stoel. Mijn jurk zit binnenstebuiten en mijn haar drupt op het kussen.

 Maarten op handen en voeten krijg ik niet meer van mijn netvlies.

Categorieën
Uncategorized

INWONING

februari 2015

Dinie voelt over mijn buik. Wat zijn haar handen ongelooflijk warm. Ze zijn groot, rimpelig en door de zon poepbruin geblakerd. Ik voel door mijn dunne truitje heen de ruwheid van haar handen en de kracht die ervan uitgaat.

Dinie noemt zichzelf een natuurkundig therapeut en heldervoelend. Vijf minuten geleden mocht ik in haar wachtkamer plaatsnemen. De wachtkamer bestaat uit één keukenstoel op de overloop met daarnaast een stapeltje beduimelde tijdschriften.

 Ik was ruim op tijd aangekomen op de Utrechtse Heuvelrug, in het pittoreske dorp Amerongen. Nerveus wachtte ik tien minuten in de auto. Tijd genoeg om de buurt wat te observeren: een rustig straatje met arbeiderswoningen uit de jaren vijftig. Aan de rechterkant zie ik een vensterbank tjokvol met glimmende beeldjes. Mijn moeder zou dit een Zangeres-zonder-naam-interieur hebben genoemd. Om vervolgens te zeggen: ‘je zou het niet denken, maar die beeldjes zijn heel duur.’

 Op rechts zie ik een jongedame, gehuld in een namaakbontjas, met aan de lijn een potige pitbull. Joviaal steekt ze haar hand op naar haar buurman die achter het raam zit.

 Dat ik naar mevrouw Dinie ga, is niet zomaar voor een check-up. Al maanden ervaar ik een ondefinieerbaar gerommel in mijn buikstreek. Voor mijn KLM-baan kom ik de laatste tijden veel in Dar es Salaam, Accra en Lagos. Misschien heb ik daar iets opgelopen?

 ‘Ah’, zegt Dinie, ‘je hebt inwoning’. Deze kreet laat ik even op me inwerken. Het klinkt heerlijk volks met een Utrechtse tongval, maar wat moet ik me voorstellen bij het begrip inwoning?

Dinie voelt verder. Ze heeft haar ogen gesloten en ze gaat geconcentreerd te werk. ‘Je Epstein Barr-virus is ook nog actief.’ Ik richt me wat op en kijk haar met verbazing aan. ‘Dat betekent toch Pfeiffer? Dat heb ik inderdaad gehad.’

Dinie vertelt me dat mijn lever het druk heeft met de inwoning. De inwoning betreft wormpjes. Om mijn lever te reinigen adviseert ze capsules mariadistel. En wormpjes houden niet van chloor, vertelt ze.  Natuurlijk niet het chloor uit je keukenkastje. Ze legt mij uit dat het lichaam is opgebouwd uit trillingen. En ze heeft voor mij draadjes geladen met chloortrillingen  die ik op mijn huid moet dragen. Om de Pfeiffer de kop in te drukken adviseert ze draden met  goudtrillingen.  Beide draden kan ik in mijn bh dragen. Chloor op links, goud op rechts en niet anders. Enkele minuten later sta ik weer buiten, honderdtwintig euro armer, zeventig euro voor het consult en vijftig euro voor de draadjes.

Enigszins beduusd rij ik naar huis. Het begrip inwoning en wormen rond de lever dringt nu pas tot me door. En dan die ‘medicijnen’ in de vorm van draden. Ik besluit naar de huisarts te gaan. Ik doe mijn verhaal, de draden durf ik niet te laten zien. Ook vertel ik over mijn buikkrampen en migraine van de afgelopen maanden. Ik krijg een potje mee. Mijn ontlasting moet op kweek worden gezet. Aan de binnenkant van het dekseltje zit een spatel. Het is me duidelijk. De huisarts drukt me op het hart om het potje niet overdadig te vullen en vooral goed dicht te draaien.

Een week later kan ik bellen voor  de uitslag. De doktersassistente bevestigt de inwoning in de vorm van een amoebe en een blastocystisch (darmparasiet). Vanwege mijn klachten schrijft de huisarts een kuur voor die ik bij de apotheek moet ophalen.

De apotheekmedewerkster geeft uitleg over de kuur. Een tiendaagse kuur en gedurende 12 dagen geen druppel alcohol. ‘Daar zult u kotsmisselijk van worden’, zegt ze.

‘Op Dinie’ zeg ik die avond, ‘die toch maar mooi gelijk had.’ Mijn man en ik proosten met een glas Pinot Noir. Die kuur kan wel een dagje wachten.

Categorieën
Uncategorized

PEPER

‘Cathelijne, krijg nou wat joh. Wat doe jij hier?’

Met mijn rammelende fietstas vol lege wijnflessen kom ik net op tijd aan bij de Lidl om een gesprek tussen twee blondines op te vangen.

 Ik stal mijn fiets voor de glasbak en ik spits mijn oren om te horen waar ze het over hebben. De ene zet grote ogen op en de andere wrikt met samengeperste lippen haar fiets uit het fietsenrek.

 Cathelijne, een slanke vrouw schudt haar blonde lokken en hangt twee Albert Heijn-tassen met boodschappen aan het stuur van haar fiets.

‘Ik kocht hier wat spulletjes en deze bloemen’, zegt ze met een zuinig mondje. Demonstratief steekt ze haar hand omhoog waarin ze een bos gele tulpen omklemt. Met haar andere hand heeft ze haar fiets vast. Het is een rood retromodel met een spierwit zadel.

‘Ik kom jou anders alleen maar tegen bij de Appie,’ reageert de vrouw die het gesprek begon.

 Van dit gesprek wil ik niets missen. Opzettelijk traag gooi ik mijn wijnflessen in de glasbak. Eén voor één, Simone. Iedere fles houd ik omhoog om te checken of deze groen of bruin is.

Cathelijne kijkt wat gepikeerd. ‘Lucy, de tijden van de Appie zijn voorbij’.  

‘Oh, waarom?’ Lucy oogt als een vrouw van niet lullen maar poetsen. Een fris make-uploos gezicht en een kortgeknipt blondgrijs kapsel.

‘Stef zegt dat we moeten bezuinigen.’

Hoor ik nou een snik in haar stem? Of verbeeld ik me dat? Nee hoor, er rolt een traan over haar wang.

Lucy haalt uit de zak van haar lichtroze windjack een verfrommelde zakdoek en reikt hem Cathelijne aan.

‘Stef krijgt een loonsvermindering van wel meer dan vijftien procent. Niks geen jaarlijkse salarisverhoging, winstdeling, dertiende maand. Niet eens vakantiegeld. En dat allemaal door de corona.’

‘Je mag anders blij zijn dat Stef zijn baan nog heeft.’ Lucy klinkt streng terwijl ze dit zegt.

En ondertussen deponeer ik zo voorzichtig mogelijk mijn lege flessen in het ronde gat om maar niks te missen. Quasi geïnteresseerd bestudeer ik een wijnetiket en ik mompel ‘deze pinot noir smaakte verrukkelijk.’

Cathelijne zucht diep. ‘Ik moest een lijstje van hem maken. Opschrijven waar ik op kan bezuinigen. Minder kleren en geen pouilly fumé of sancerre meer, maar de slobberwijn van de Lidl.’

‘ Tjongejonge. Ze hebben hier prima wijn hoor’, sist Lucy.

‘Bij de kaasboer kocht ik altijd schapenkaas met pepertjes erin. Het was een gouden duo met de sancerre. Maar dat mag niet meer van Stef,’ zucht Cathelijne. ‘Veel te prijzig’, zegt ie.

Weet je wat ik vind?’ Lucy zet haar beide handen in haar zij.

Ik zet mijn oren op scherp voor het antwoord. Ik sta nu ineengeklemd tussen twee PMD-containers en ik tuur zogenaamd naar de voorbijzeilende  wolken.

 ‘Je mag je wel eens wat minder aanstellen Cathelijne. Je koopt maar een stuk jongebelegen hier bij de Lidl en een pot peperkorrels en je perst die pepers er zelf maar in. En de laatste korrel is dan voor wat meer peper in je reet. Wat denk jij dame?’

Lucy’s hoofd wendt zich plotsklaps in mijn richting. Ik voel me betrapt. Ze lacht me breeduit toe. Ik voel mijn hoofd vuur- en vuurrood worden.

‘Euh,’ stamel ik, ‘de pinot noir is hier verrukkelijk.’