‘Mevrouw Simeune, zo dadelijk open ik de peurt en dan kunt u de deusjes op mijn oprijlaan plaatsen.’
Mijn mobiel staat op de speaker. Ik trek gekke bekken om niet in lachen uit te barsten. Hans geeft me een knipoog. De heer Van Zwieten doet me denken aan baron Taets van Avezaethe, een typetje van Paul van Vliet.
Een kwartier geleden zette een pakketbezorger vier dozen wijn voor onze deur. Op het adreslabel staat: De heer drs. J.P. van Zwieten. Hij woont twee straten verderop. In de buurt-app vind ik het telefoonnummer van de heer Van Zwieten. Ik app hem dat er bij ons vier dozen wijn voor hem zijn bezorgd. Hij belt onmiddellijk.
‘Met Van Zwieten hier. Is mijn bieudynamische wijn bij u afgeleverd? Wat uitermate vervelend. Ja ziet u mevrouw Simeune, deze wijn komt regelrecht uit de wijngaard van Gevrey-Chambertin.’
Hans en ik kijken elkaar aan. Dat Chambertin klinkt alsof hij met een wasknijper op zijn neus praat.
‘Ik stel het op prijs als u de deusjes op mijn oprijlaan plaatst.’
Hans neemt een slok koffie. ‘Ik vraag me af in welk huis hij woont. Een huis met een oprijlaan, ik ben benieuwd.’
‘Ik heb me weer voor het karretje laten spannen’, verzucht ik. ‘Ach, misschien geeft hij mij voor de moeite zo’n fles cadeau.’
‘Bij zo’n kakker zou ik daar niet op rekenen, Siem. Kakkers zijn vaak rijk dankzij hun krenterigheid.’
De peurt, herhaal ik in gedachten. Vanuit mijn auto check ik nog een keer het huisnummer. Het is toch echt hier. Alleen zie ik geen poort, maar een afgebladderd tuinhek. Op de oprit staat een zwarte Fiat Panda bedekt met vogelpoep. Vanaf de voordeur bekijkt een man in een glas-in-loodbroek en gele lamswollen trui mijn gesjouw.
‘Ah beste Simeune, zet de deusjes maar bij de veurdeur.’
Hij wijst op een plek voor zijn voeten en werpt een blik op zijn horloge. ‘Dadelijk eupen ik een fles, dan heeft hij tijd om te chambreren vooraleer het half vijf is.’
In mijn hoofd hoor ik weer baron Taets van Avezaethe. Hoofdschuddend loop ik vier keer heen en weer.
Als ik weer bij mijn auto ben steekt de heer Van Zwieten ten groet zijn arm omhoog. In zijn gele trui zie ik een gat zitten.
Het regent al de hele middag en het is koud in huis.
‘Siem, ik heb trek in friet vanavond.’ Hans kijkt me aan alsof hij iets oneerbaars voorstelt.
Het regent nog zachtjes. Friet van Piet is gelukkig hier om de hoek. Voor de snackbar staat een man met een regenhoed op te bellen. Ik herken het stemgeluid. De heer Van Zwieten. Hij keert snel zijn rug naar mij toe.
Wat apart, bedenk ik me. Deze man ben ik in het dorp niet eerder tegengekomen. En nu twee keer op een dag.
Ik loop de snackbar naar binnen, even later volgt de heer Van Zwieten.
Hij zet zijn hoed af en kijkt mij aan. ‘Wat een toeval Simeune, ik kom hier anders nooit heur.’
Piet gooit patatfriet in de sissende olie en draait zich om.
‘Meneer Van Zwieten, zelfde recept? Twee kroketten en een patatje speciaal?
Haha, weer erg leuk en goed geobserveerd!
Mooi, Siem!
Oeps, deze reactie was eigenlijk gericht op ‘Spiegel’ …!
Ik zie een peurt ,een oprijlaan een heer van stand. Zo plastisch en met veel humor geschreven. Ik heb zitten gniffelen.
Grappig!
En mooi opgeschreven