februari 2015
Dinie voelt over mijn buik. Wat zijn haar handen ongelooflijk warm. Ze zijn groot, rimpelig en door de zon poepbruin geblakerd. Ik voel door mijn dunne truitje heen de ruwheid van haar handen en de kracht die ervan uitgaat.
Dinie noemt zichzelf een natuurkundig therapeut en heldervoelend. Vijf minuten geleden mocht ik in haar wachtkamer plaatsnemen. De wachtkamer bestaat uit één keukenstoel op de overloop met daarnaast een stapeltje beduimelde tijdschriften.
Ik was ruim op tijd aangekomen op de Utrechtse Heuvelrug, in het pittoreske dorp Amerongen. Nerveus wachtte ik tien minuten in de auto. Tijd genoeg om de buurt wat te observeren: een rustig straatje met arbeiderswoningen uit de jaren vijftig. Aan de rechterkant zie ik een vensterbank tjokvol met glimmende beeldjes. Mijn moeder zou dit een Zangeres-zonder-naam-interieur hebben genoemd. Om vervolgens te zeggen: ‘je zou het niet denken, maar die beeldjes zijn heel duur.’
Op rechts zie ik een jongedame, gehuld in een namaakbontjas, met aan de lijn een potige pitbull. Joviaal steekt ze haar hand op naar haar buurman die achter het raam zit.
Dat ik naar mevrouw Dinie ga, is niet zomaar voor een check-up. Al maanden ervaar ik een ondefinieerbaar gerommel in mijn buikstreek. Voor mijn KLM-baan kom ik de laatste tijden veel in Dar es Salaam, Accra en Lagos. Misschien heb ik daar iets opgelopen?
‘Ah’, zegt Dinie, ‘je hebt inwoning’. Deze kreet laat ik even op me inwerken. Het klinkt heerlijk volks met een Utrechtse tongval, maar wat moet ik me voorstellen bij het begrip inwoning?
Dinie voelt verder. Ze heeft haar ogen gesloten en ze gaat geconcentreerd te werk. ‘Je Epstein Barr-virus is ook nog actief.’ Ik richt me wat op en kijk haar met verbazing aan. ‘Dat betekent toch Pfeiffer? Dat heb ik inderdaad gehad.’
Dinie vertelt me dat mijn lever het druk heeft met de inwoning. De inwoning betreft wormpjes. Om mijn lever te reinigen adviseert ze capsules mariadistel. En wormpjes houden niet van chloor, vertelt ze. Natuurlijk niet het chloor uit je keukenkastje. Ze legt mij uit dat het lichaam is opgebouwd uit trillingen. En ze heeft voor mij draadjes geladen met chloortrillingen die ik op mijn huid moet dragen. Om de Pfeiffer de kop in te drukken adviseert ze draden met goudtrillingen. Beide draden kan ik in mijn bh dragen. Chloor op links, goud op rechts en niet anders. Enkele minuten later sta ik weer buiten, honderdtwintig euro armer, zeventig euro voor het consult en vijftig euro voor de draadjes.
Enigszins beduusd rij ik naar huis. Het begrip inwoning en wormen rond de lever dringt nu pas tot me door. En dan die ‘medicijnen’ in de vorm van draden. Ik besluit naar de huisarts te gaan. Ik doe mijn verhaal, de draden durf ik niet te laten zien. Ook vertel ik over mijn buikkrampen en migraine van de afgelopen maanden. Ik krijg een potje mee. Mijn ontlasting moet op kweek worden gezet. Aan de binnenkant van het dekseltje zit een spatel. Het is me duidelijk. De huisarts drukt me op het hart om het potje niet overdadig te vullen en vooral goed dicht te draaien.
Een week later kan ik bellen voor de uitslag. De doktersassistente bevestigt de inwoning in de vorm van een amoebe en een blastocystisch (darmparasiet). Vanwege mijn klachten schrijft de huisarts een kuur voor die ik bij de apotheek moet ophalen.
De apotheekmedewerkster geeft uitleg over de kuur. Een tiendaagse kuur en gedurende 12 dagen geen druppel alcohol. ‘Daar zult u kotsmisselijk van worden’, zegt ze.
‘Op Dinie’ zeg ik die avond, ‘die toch maar mooi gelijk had.’ Mijn man en ik proosten met een glas Pinot Noir. Die kuur kan wel een dagje wachten.