‘Ik stérref vaan de dors.’ Het klinkt onvervalst Utrechts. Hans en ik lopen net wachtruimte F van de afdeling radiologie binnen. Er wordt zo een foto gemaakt van Hans zijn kleine teen en daarna worden we verwacht voor controle bij de orthopedisch chirurg.
Het voelt alsof ik terugkom van een vlucht uit San Francisco en een jetlag heb van jewelste. Niks van dat alles, want ik kamp al meer dan twee jaar met long covid. Nu wil ik relaxen in de wachtruimte en door tijdschriften bladeren.
De mevrouw in de rolstoel met grijze krulletjes en zachtblauwe ogen herhaalt haar mededeling: ‘Ik stérref vaan de dors.’
De stewardess in mij schiet in de houding. Na 29 jaar werken in de lucht, ram je bij mij de stewardess er niet zomaar uit.
‘Mevrouw, zal ik een glas water voor u halen?’ ‘Wijffie, graag een zwarte koffie met drie zoetjes. Weet je, ik kom hier drie keer per week voor de nierdialyse. En ik zit hier nu al tweeënhalf uur zonder iets te drinken.’
Ze vist een oranje bankpas uit haar portemonnee. ‘Is mijn pas veilig bij jou?’
Ik geef een knipoog. ‘Mevrouw, als u mij niet kunt vertrouwen, wie dan nog wel?’
Ik loop de hoek om. Die koffie is zo gehaald en dan plof ik neer, beloof ik mezelf. Ik ga naar rechts en ik beland in een overvolle wachtruimte van de afdeling oogheelkunde. Er is hier geen koffiemachine te bekennen. Ik loop verder en opeens zie ik Hans en de mevrouw in de rolstoel zitten. Ik heb een rondje gelopen. Hans leest het Algemeen Dagblad. Ik been de andere kant uit en ik kom langs de balie waar Hans zich eerder aanmeldde.
‘Weten jullie waar hier een koffiemachine is? De mevrouw in de rolstoel sterft van de dorst.’
De baliemedewerkster veert overeind en geeft me een leeg bekertje.
‘Deze kunt u in het toilet vullen met water.’
Ik lach en ik schud mijn hoofd. ‘Mevrouw wil alleen koffie.’
‘Dan moet u richting de hoofdingang lopen, dan passeert u een koffiemachine. Hier rechtdoor, de tweede gang naar links en dan gaat u de eerste naar rechts.’ Mijn hand doet haar aanwijzingen na.
Ik stier door de lange ziekenhuisgang. De moderne kunst aan de muur flitst voorbij.
Een verpleegkundige heft zijn hand omhoog ten teken dat ik halt moet houden. Er komt nog een verpleegkundige aan die een patiënt in een bed vervoert. Onder de gele wafeltjessprei ligt een man met een wit weggetrokken gezicht.
Ik loop weer verder en ik passeer een meneer die een chemopaal vasthoudt.
‘Moest ik nou hier naar links?’, mompel ik. Ik gok het erop, maar ik stuit even later op twee klapdeuren waarop staat: alleen voor personeel.
Ik keer weer om en sla de eerste gang rechts in.
Nu zet ik de vaart erin. Ik moet en ik zal die koffie scoren voor de Utrechtse mevrouw in de rolstoel. Dan klampt iemand me aan.
‘Waar is de POS?’ Het gezicht van de vrouw is volledig ingepakt in verband. Ter hoogte van haar kaak is het verband roodgekleurd. Haar ene hand houdt mijn spijkerjack stevig vast. Alsof ze bang is dat ik zonder antwoord doorloop. Met haar andere hand ondersteunt ze haar kin.
‘De POS’, herhaal ik. Ik kijk omhoog en zie een bordje Post Operatieve Screening.
‘Hier linksaf mevrouw.’
Ik vervolg mijn weg en kom langs de afdeling dermatologie. Gelukkig zie ik nu een bordje richting de hoofduitgang. Dan kom ik bij de afdeling plastische chirurgie. Achterin de wachtruimte staat ie op mij te wachten: de koffiemachine. Ik kan mijn geluk niet op. De koffie is gratis en behalve melk en suiker liggen er ook zoetjes. Ik gris vliegensvlug drie zakjes en scheur ze tegelijk open. Er rollen kleine tabletjes uit. Ik houd mijn adem in en realiseer me dat er twee tabletjes in één zakje zitten. Op het nippertje weet ik te voorkomen dat zoetje numero zes ook in de koffie valt.
Om niet te morsen loop ik behoedzaam terug door de lange gangen richting de afdeling radiologie. Voor mijn gevoel ben ik al meer dan een kwartier onderweg.
Gelukkig zie ik hier bordjes hangen. Ik kom langs de afdeling neurologie. Daarna volgt de afdeling orthopedie waar ik straks met Hans heenga en ik zie weer de mevrouw met het roodgekleurde verband om haar gezicht.
Fluks zet ik mijn tocht voort in de hoop dat de mevrouw in de rolstoel er nog zit. Ik heb immers ook nog haar bankpas.
De afdeling radiologie is in zicht. Daar is wachtkamer F.
Hans komt net een omkleedkamer uit. ‘Ah, daar ben je Siem. Jij was lang weg.
Ik ben klaar hier, op naar afdeling orthopedie.’ De mevrouw in de rolstoel reikt haar hand uit. ‘Daar is mijn bakkie pleur.’
Ze blaast in haar koffie en ze slurpt het naar binnen.
‘Verrek lekker zoet wijffie.’
Herkenbaarheid troef !
Mooi verhaal weer Siem!!
Heel herkenbaar Simone, dit soort “klein of soms ook groot leed” als je noodgedwongen moet verblijven in een wachtruimte van een ziekenhuis. En of het nu typisch stewardess gedrag van je is vraag ik me af. Daarmee doe je je zelf te kort. Het getuigt eerder van een grote betrokkenheid bij en antennefunctie voor het welzijn van je medemens !!! Of dat nu bekenden van je zijn of niet. Dat siert je en zo ken ik je.
Helaas zeer herkenbaar en prima omschreven .
Wat is het toch fijn om met kleine dingen de wereld om je heen een beetje mooier te maken. En echt, daar ben je een kei in. En het verhaal is wederom erg leuk. Je ziet het ziekenhuis voor je. Dat heb je weer goed gedaan. Ik ben onwijs trots op je.